Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Amsterdamsche school

betekenis & definitie

Amsterdamsche school - (zie platen). In de ontwikkeling van de schilderkunst brengt Amsterdam het later tot zelfstandigheid dan Haarlem, Delft, Utrecht, Leiden, Gouda, dan Brugge, Doornik, Brussel, Gent, Leuven en Antwerpen. De oudste meester is die der Amsterdamsche Mariadood (na 1500).

In de 16e eeuw ontwikkelt zich het > groepsportret (•> Doelenstuk, Regentenstuk, Anatomische les), een genre dat in de 17e eeuw met de portretkunst tot hoogen bloei geraakte (Thomas de Keyzer) naast het landschap (Hercules Seghers, Aert v. d. Meer) en de Italianiseerende historieschildering (Moeyart, Lastman). Dan geeft in het 2e kwart dier eeuw Rembrandt Amsterdam de hegemonie in een kunst, die elk der bestaande richtingen grootsche ontwikkelingsmogelijkheden brengt. Hij maakt talrijke leerlingen, ofschoon ook onafhankelijke stroomingen zich voortzetten in het portret (v. d. Helst), het landschap (Hobbema, v. d. Heijden), het dierstuk (Potter, A. v. d. Velde), de marine (de Vlieger, v. d. Capelle, W. v. d. Velde Jr.) en het stilleven (Willem Kalff).

De 18e eeuwsche schilderkunst, die zich vnl. op behang-, plafond- en miniatuurschilderen en de gravure toelegde, is minder belangrijk, maar ook nu woonden de voornaamste meesters in Amsterdam. In de 19e eeuw echter verloor de A. S. geheel de leiding, vooral toen in de zestiger jaren de Haagsche School op den voorgrond trad.

De benoeming van Allebé tot prof. aan de Academie wordt het keerpunt. Als zijn leerlingen zelfstandig geworden zijn, zetten zij een bewuste reactie tegen de Haagsche School in, ondanks den machtigen Breitner. Zij streven naar kleurzuiverheid, zoeken den concreten vorm in zijn stoffelijken aard, verwerpen lyriek en stemming. Ze maken den mensch weer tot het middelpunt en worden psychologische portrettisten. > Veth, Haverman, Jac. van Looy, Witsen, Voerman, Ansingh, Dijsselhof, Niemes, Monnickendam, Derkinderen, Toorop, Roland Holst. de Jager.

< >