Amendement, recht van - (Ned. Recht), is een der belangrijkste rechten der Tweede Kamer der St. Gen. Uit hoofde van dit recht is zij bevoegd wijzigingen aan te brengen in de wetsvoorstellen, die haar worden voorgelegd. Het r. v. a. is de Tweede Kamer verleend in 1848. In 1887 is hetzelfde recht aan de Staten Gen. in vereenigde vergadering toegekend.
De Eerste Kamer bezit geen r. v. a. Dit neemt niet weg, dat ze zich langs een omweg soms toch feitelijk een soort van r. v. a. weet te verzekeren. Zij doet zulks door een wetsvoorstel, dat door de Tweede Kamer aangenomen is, op duidelijk uitgedrukte gronden te verwerpen; regeering en Tweede Kamer weten dan, welke wijzigingen zij nog in het verworpen ontwerp zouden moeten aanbrengen, om het alsnog door de Eerste Kamer te laten aannemen. Het r. v. a. is de Tweede Kamer slechts verleend, om bij haar ingediende ontwerpen te wijzigen. Daarom zijn staatsrechtelijk ontoelaatbaar a., die het onderwerp van het voorgestelde ontwerp — het belang, dat de wetgever wilde regelen — te buiten gaan. De toepassing van dit criterium is in de practijk vaak niet gemakkelijk. Destructieve a. noemt men zoodanige, die de bij het ontwerp voorgestelde regeling een geheel andere strekking geven dan in de bedoeling der ontwerpers lag. Sub-amendementen noemt men amendementen op amendementen.
De uitoefening van het r. v. a. is geregeld in het Reglement van Orde der Tweede Kamer. A. moeten, om voor behandeling in aanmerking te komen, door ten minste 5 leden ingediend of gesteund worden. De Commissie van rapporteurs, de vaste Commissie, of de Commissie van Voorbereiding moet voor de stemming haar oordeel over het voorgestelde a. uitspreken. Zijn op één art. verschillende a. voorgesteld, dan word het het eerst in stemming gebracht het a., dat de verste strekking heeft. De stemming over het sub-a. gaat aan die over het a. vooraf. Hoe nuttig het recht van a. ook vaak moge werken, toch zijn er belangrijke bezwaren aan verbonden: in een groote vergadering, als die der Tweede Kamer, ontbreekt vaak de gelegenheid om de voorgestelde a. grondig te onderzoeken en te overwegen, of om de juiste formuleering ervoor te vinden.
(Belg. Wetg.). In België is het recht van a. toegekend, zoowel aan de Kamer der Volksvertegenwoordigers als aan den Senaat (Grondwet art. 42). De uitoefening van het recht is geregeld in de Regl. van orde van Kamer en Senaat. In de Kamer moet een voorgestelde wijziging door 5, in den Senaat door 2 leden gesteund worden. De wijzigingen, die bij de eerste lezing worden aangenomen, moeten aan een tweede lezing en aan een nieuwe stemming worden onderworpen. Geen nieuwe amendementen zijn alsdan ontvankelijk, buiten degene, die gemotiveerd zijn door het verwerpen van een artikel of het aanvaarden van een amendement bij de eerste lezing. Zooals in Nederland, wordt het a., dat de verste strekking heeft, het eerst in stemming gebracht, en gaat de stemming over een sub-amendement aan die over het amendement vooraf. Dezelfde bezwaren als in Nederland worden in België tegen de bestaande regeling van het recht van amendement ingebracht.
V. Dievoet.