Ambrosius - (zie plaat), Heilige, bissch. v. Milaan en Kerkleeraar. Van staatsman plotseling bissch. geworden, bleef hij man van het recht. Hij ontwikkelde de theorie der verhouding van Kerk en Staat en bracht die in practijk tegenover den keizer. Daarnaast was hij waar zielzorger en man van studie en ascese.
Zijn prediking, vooral zijn allegorische bijbelverklaring, werd een voorname factor bij de bekeering van Augustinus. Hij ijverde voor zuiverheid des geloofs, verbetering der zeden, kloosterleven en uiterlijken eeredienst. Zijn beteekenis voor ontstaan en ontwikkeling der zgn. Ambrosiaansche liturgie en kerkmuziek is moeilijk te bepalen. Zéker heeft hij liturgische hymnen gedicht en beurtzang ingevoerd. A. behoort tot de 4 groote Kerkvaders van het Westen. * 333 of 340 in Trier uit voorname Christelijke familie, ✝ 397 in Milaan. Na den dood des vaders (praefectus praetorio Galliarum) ging de familie naar Rome. A. bekwaamde zich voor de ambtelijke loopbaan. 370 bestuurder der provincies Aemilië en Ligurië, standplaats Milaan. 374 sterft daar de Ariaansche bisschop Auxentius.
Felle strijd om de opvolging. Bij zijn poging om rust te herstellen, wordt A. (nog catechumeen!) door heel het volk tot bisschop gekozen. Hij bezwijkt ten slotte voor den aandrang. De staatsman verdiept zich nu zoozeer in studie van H. Schrift en Vaders, dat zijn theologische achterstand spoedig is ingehaald. Hij wordt de populaire redenaar, leider van zijn volk, raadsman van de keizers Gratianus en Valentinianus II. Den eisch van keizerin Justina tot uitlevering van kerken aan Arianen beantwoordt hij succesvol met krachtig protest en lijdelijk verzet.
Zijn vriend, den machtigen Theodosius, beweegt hij tot openbare boete na het Bloedbad van Thessalonica. Begraven in de naar hem genoemde basiliek te Milaan. Feestdag 7 Dec. (dag der bisschopswijding). Afb. in de kunst als bisschop. Soms met wieg (en) of bijenkorf. Oudste biograaf vermeldt, dat een zwerm bijen in den mond van den kleinen A. neerstreek, als om daar de honingraten te bereiden voor zijn geschriften (Migne L. 14, 28).
Werken: exegetische: Hexameron, verklaringen van het Scheppingswerk (6 dln.); geschriften over het Paradijs, Caïn en Abel, Noë, de Aartsvaders, Tobias (preeken tegen den woeker); Apologia Prophetae David, waarin hij dezen aan Theodosius ten voorbeeld stelt; Psalmverklaringen; Commentaar op het Lucas-Evangelie (10 dln.) (de commentaar op de brieven van Paulus is van den zgn. zie Ambrosiaster); ascetische: vooral de Virginitate, over de maagdelijkheid (3 dln.); dogmatische: De fide, over het geloof (5 dln.); De Spiritu Sancto, over den H. Geest (3 dln.); De incarnationis etc., over de Menschwording; voor liturgiegeschiedenis van belang: De Mysteriis: De Sacramentis (dit laatste na lange bestrijding door sommigen weer als echt beschouwd); van zijn preeken zijn beroemd: de lijkreden op keizer Theodosius en op zijn broeder Satyrus ; verder zijn bewaard 91 brieven. — Uitgaven: Migne, Patrologia Lat. (XIV-XVII) en in het Corpus Scriptorum Ecclesiasticorum Latinorum; vert. in Bibliothek der Kirchenvater. — Lit.: De Labriolle, S. Ambroise (1908); Bardenhewer (III 1923); Wirtz, Der H. Ambrosius u. seine Zeit (1924); Rauschen-Altaner, Patrologie (1931).
Franses.