Ambrosianen - 1°Ital. congreg., ontstaan in de 14e e. ter bestrijding van een gelijknamige sekte, door Gerard Segarelli ca. 1260 gesticht, die zich ook Apostelorde of Broeders van het arme leven noemde. De Zalige Placidus van Foligno (✝ 1398) bracht haar tot grooten bloei. Na verschillende veranderingen te hebben ondergaan, werden de A. ten slotte in 1589 met de Ambrosianen vereenigd onder den naam van Congreg. van den H. Barnabas. Zij hielden in 1646 op te bestaan.
Lit.: Heimbucher, Die Orden und Kongreg. der kath. Kirche (II).
J. v. Rooij.
2°zie Apostelbroeders (sekte).
3°Oblaten van den H. Ambrosius, in 1578 gesticht door den II. Carolus Borromeus en G. Martinelli. Vereeniging van seculiere geestelijken, die zich toeleggen op zielzorg, onderwijs, missiearbeid, armenzorg, enz. Pius XI was er lid van. Tegenwoordig ca. 300 leden. Worden ook Oblaten van den H. Carolus genoemd. Door kard. Manning in 1857 in Londen ingevoerd.
Lit.: Heimbucher (III).
4° Een tegenwoordig nog bestaande kerkelijke instelling te Milaan, bestaande uit 10 mannelijke en vrouwelijke personen, die bij het Offertorium brood en wijn naar het altaar brengen. Dragen een soort ordekleed (Ambros. ritus).
J. v. Rooij.
5°Een anabaptistische sekte, welke veel overeenkomst heeft met de Quakers. Alle menschelijke tusschenkomst bij de interpretatie van den Bijbel uitschakelend, leerden zij met verwijzing naar Joh. 1. 9: „Het waarachtige Licht, dat alle menschen verlicht, kwam in de wereld”, een onmiddellijke inspiratie van den mensch door den H. Geest.
Wachters.