Ambachtsschool - Meer nog dan afzonderlijke vakscholen voor landbouw, zeevaart, handel, enz., is de algemeene a., met haar opleiding voor timmerman, smid, schilder e.d., een waarachtig volks- en gemeenschapsbelang: te allen tijde waren er meer werkers met de handen noodig dan werkers met het hoofd, en juist op de ambachten zijn ook heden nog een groot aantal volkskinderen aangewezen.
Zoolang het gildewezen naar middeleeuwschen trant heerschte en ieder gilde op voortreffelijke wijze zijn eigen leden opleidde, was er aan de eigenlijke a. geen behoefte. Omstreeks 1800 opgekomen, verbreidde ze zich eerst voorgoed in de tweede helft der 19e eeuw en thans vindt men ze in alle grootere plaatsen.
Ze vraagt geen andere voorbereiding dan het algemeen vormend onderwijs der lagere school (l. s.), waarbij ze haar theoretisch, in dienst der practisch beoefende ambachten gesteld onderricht aansluit; vooral rekenen en teekenen zijn in dit opzicht belangrijke vakken. Wat haar van de l. s. onderscheidt, is haar direct georiënteerd zijn naar de gedifferentieerde practijk van het leven: de a. is uiteraard een „levensschool” en tevens werk- of arbeidsschool, met een bepaald soort handenarbeid als centrale stof.
Hoe de noodzakelijke theoretische kennis aan het vak kan worden dienstbaar gemaakt, leerde ons vooral Kerschensteiner, de hervormer van het ambachtsonderwijs te München in het begin dezer eeuw. Dezelfde hervormer stelt de vakopleiding welbewust en systematisch in dienst van de staatsburgerlijke opvoeding en de karaktervorming. Kunnen wij zijn eenzijdige doelstelling niet aanvaarden, mede om haar tekort aan Christelijken inslag, het staat vast, dat de godsdienstig-zedelijke vorming der ambachtsleerlingen, die de moeilijkste en gevaarlijkste jaren van hun leven doormaken, naast de technische vakopleiding volstrekt niet uit het oog mag verloren worden. Wie dit bedenkt, zal weinig bewondering koesteren voor een monsterachtige inrichting als de Milwaukee-ambachtsschool (Wisconsin U.S.A.) met haar zeven verdiepingen, haar 20 000 leerlingen voor de daglessen en 10 000 voor de avondcursussen, en haar 450 leeraren.
De a. voor meisjes heet doorgaans huishoudschool en leidt op voor alle huiselijk werk; ze is nóg onmisbaarder dan die voor jongens. In België heeft men op gelukkige wijze de huishoudschool aan de l. s. verbonden, door den „vierden graad” (7e en 8e klasse, leerlingen van 13 en 14 jaar) te herscheppen tot „stedelijke” of „landelijke huishoudklasse”. Vooral drie soorten bezigheden worden daar practisch beoefend: de volkskeuken, het wasschen en strijken, het onderhouden en reinigen van huis en huisraad. Iets dergelijks werd ook voor den „vierden graad” der jongens beproefd, maar liep op een fiasco uit.
Daar de a. duur is en nog andere schaduwkanten vertoont, voelen sommigen meer voor „le contrat d’apprentissage” of leercontract: elke arbeidersjongen zou met een patroon of werkgever een overeenkomst moeten sluiten, waarbij de wederzijdsche rechten en plichten wettelijk zouden te regelen zijn en de jongens tot bijv. 18 jaar verplicht aanvullingsonderwijs zouden moeten volgen, zooveel mogelijk in dienst van de werkpractijk en te geven door de onderwijzers der l. s. Dit zou de ambachtsopleiding minder kostbaar, meer levensecht en veel paedagogischer maken, en in zekeren zin een terugkeer naar het oude gilde-ideaal beteekenen.
Daar de aankomende ambachtsman in de ambachtsschool én theoretisch én practisch onderricht ontvangt, moeten deze gebouwen dus werklokalen van verschillenden aard bevatten, waarbij steeds bergplaatsen, garderobes en toiletten, klassen voor theoretisch onderwijs en teekenlokalen. Gewoonlijk wordt aan de inrichting veel zorg besteed, bijv. smidsvuren met ondergrondschen rookafvoer. Speciale eischen zijn: de lokalen, waarin gewerkt wordt, voor het geluid te isoleeren ten opzichte van de leslokalen; breede gangen en trapportalen; een ruime toepassing van waschgelegenheden; een apart transformatorgebouw, met het oog op de aanzienlijke afname van electriciteit; het verlagen der electrische spanning in werklokalen, waar de leerlingen met stroom in aanraking kunnen komen; een zeer solide uitvoering der onderdeelen. Ook zie Nijverheidsonderwijs.
Rombouts/Thunnissen.