Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Alveolaar

betekenis & definitie

Alveolaar - in de phonetica een meer preciseerende benaming voor een consonant, die gewoonlijk als dentaal wordt aangeduid. De tongpunt raakt nl. over het algemeen niet de tanden zelf (dentes) maar de tandkassen (alveoli).

Alveolair (<( Lat. alveolus = kleine uitholling) worden die organen genoemd, die door uitbochtingen en uitstulpingen kleine blaasvormige holten (alveolen) vormen. In vele gevallen gelijkt de bouw dezer organen op een tros. Zoo bezitten alveolaire klieren aan het einde der uitvoerkanaaltjes kleine druifvormige opzwellingen. Ook bij de a.-longen der zoogdieren eindigen de vertakkingen der luchtpijp ten slotte in trechtervormige holten, waarvan de dunne wand uit zeer kleine blaasvormige uitbochtingen (longalveolen) bestaat. Willems.

< >