(Littorina litt., ( Lat. litus = oever), strandslak met kogelig tot eirond, dikwandig slakkenhuis, donkerbruin getint, ong. 2 cm hoog; de opening kan met een deksel worden afgesloten. Wordt zoowel in als buiten het water aangetroffen, hiertoe in staat gesteld door twee soorten van ademhalingsorganen.
In het water wordt door kieuwen geademd, daarbuiten fungeert de mantelholte, waarvan het dak stijve, vooruitspringende lijsten bezit, als long. Vooral als de zeebij eb terugloopt blijven de a. op steenen en allerlei uitstekende voorwerpen achter. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit zeeplanten, waarom ze wel eens in oesterputten worden geworpen om deze van zeeplanten schoon te houden. Komt algemeen langs onze kusten voor en wordt in Zeeland en Waddenzee veel gevangen en als consumptie-artikel vooral naar België en Frankrijk vervoerd. De a. behooren tot de groep der kieuwslakken (Branchiata). Willems.