Zeer vroeg is A. de held van allerlei legenden en wonderverhalen geworden. Bij den eersten kruistocht kwam hij over naar het Westen en bracht er in de literatuur de schittering en de fabelen der Hellenistische wereld en der Oostersche landen, met Babylonische fantasieën uitGilgamesj enEtanna.
Hij bleef in de M.E. de verbeelding boeien door zijn avontuurlijke tochten in wonderbaar lijke landen en zijn vroegtijdigen dood. Hij werd een der negen beste ridders uit de geschiedenis, toonbeeld van vrijgevigheid, soms bijna een Christelijke asceet of heilige. Het Westen leerde hem kennen vnl. uiteen Hellenistisch werk, ontstaan in den tijd der Ptolemaeën, in zijn laatsten vorm ca. 200 n. Chr., en een romant. leven van A. op naam van Callisthenes (een wijsgeer,die A. op zijn tochten zou hebben vergezeld); welk werk zelf uit fantastische Oostersche verhalen en legenden was samengesteld. In drie verschillende redacties is dit bewaard.Van hier uit drong A. door in Ethiopië, waar hij tot een apostel, een heilige, werd; in Syrië; in Armenië; in Perzië, waar de dichter Firdoesi hem in zijn Shahnama opnam en Nizami hem bezong. In de 4e eeuw verwerkte Julius Valerius den pseudo-Callisthenes in het Latijn als Res gestae Alexandri Macedonis, welke vertaling, in de 9e eeuw verkort, Epitome, een eerste bron werd der A.-r.
Een tweede Latijnsche bewerking, Historia de praeliis, uit de 10e eeuw, van aartspriester Leo, uit Napels, kwam de eerste bron nog versterken, einde 13e eeuw verdringen. Daarbij kwamen andere fabelachtigo verhalen: Al. Magni Iter ad paradisum; Ttinerarium Alexandri; gefingeerde brieven: aan Aristoteles, over de wonderen van Indië; aan den koning der Brahmanen, Dindimus; en Oostersche wonder vertelsels die er mee verbonden werden.Bewerkingen. In het F ransch: eerste bewerking in een Westersche taal, ten tijde van den eersten kruistocht, door Alberic de Besançon, Fransch-Provençaalsch [naam alleen bekend uit zijn Duitschen bewerker Pfaffe Lamprecht als Alberich, Elberich von Bisenzûn (Briançon of Pisançon?)]. Omgewerkt in tienlettergrepige laisses, daarna in twaalflettergrepige paarsgewijs rijmende verzen (Alexandrijn, het vers van Alexanderromans) door Alexander van Bernai, die het opnam in zijn grooten A. (in 1177; ca. 20000 w.) in vier groote branches, waarvan de tweede van een zekeren Eustache, de derde van Lambert li Tort. Voortzettingen volgden: Vengeance d’Alexandre, van Gui van Kamerijk, en een andere van Jehan le Vendais of Nevelon; in de 13e eeuw worden min of meer uitvoerige interpolaties bijgedicht; in de 14e nog voortzettingen, als Voeux du paon of roman van Cassamus door Jacques de Longuyon, de Parfait du paon en Restor du paon. Intusschen had, als reactie tegen die al te fabelachtige verhalen, Gauthier de O’Isle, of de Châtillon, ca. 1180. in Lat. hexameters een epos, Alexandreïs, vervaardigd (volgens de wel wat soberder, doch niettemin legendarische voorstelling van Quintus Curtius), welk epos in de scholen veel gelezen werd. In het D u i t s c h voerde Pfaffe Lamprecht (ca. 1130) A.-r. binnen.
De voornaamste omwerking en uitbreiding van zijn gedicht is de Straatsburgsche Alexander, wel niet vóór 1187 (eenig hs. in brand der bibliotheek van Straatsburg omgekomen; afschrift bewaard). Meermalen werd in de M.E. het A.-lied om- en bijgewerkt: van Berthold van Herboltzeim, van Biteroïf, beide verloren; van Rudolf van Eins (ca. 1230): Ulrich van Eschenbach (ca. 1280); in de 14e eeuw nog van zekeren Seifrid, en ca. 1390 de Grosse Alexander van onbekende. In de 15e eeuw volgen prozabewerkingen met didactische strekking. A. wordt de held van Fastnachtspiele; nog in 1558 vervaardigde Hans Sachs: Ein tragedi van den grooten A. In het D i e t s c h koos Jacob van M aerlant zich dc Alexandreïs tot voorbeeld in zijn Alexanders Yeesten (ca. 1265): als geschiedenis opgevat, met bijbelsche geschiedenis er in vermengd, een overzicht der volkeren der wereld, zedenbespiegelingen. Nog meer dichters hebben A. bezongen: verloren zijn een Roman van A.: een Wrake van A., bewaard nog een verkorte bewerking van roman van Cassamus (14e eeuw).
In het E n g e l s c h geraakte A. reeds in de 11e eeuw bekend. In zijn Cantorbury Tales laat Chaucer den monnik zijn verhaal beginnen met de woorden: dat al wie maar tot de jaren van onderscheid gekomen is iets of alles van A. weet. A.-gedichten, allitereerend, rijmend, ontstonden ook daar: oudst bewaard is het berijmd Lyfe of Alisaunder (ca. 1330). Zoo werd in de M.E. de wonderbaarlijke geschiedenis van A. gelezen in het Fransch, in het Duitsch, in hetDietsch, in het Engelsch, ook nog in het Spaansch, in het Zweedsch, in het Deensch, in het TJslandsch (een uitstekende proza-vertaling der Alexandreïs ca. 1250, uitgave C. R. Unger 1848), in het Boheemsch.
De boekdrukkunst maakte zich van hem meester; ten slotte kwam A. ook terecht in de volksboeken en op het volkstooneel. Reeds in 1477 verscheen te Gouda de Historie, dat leven ende dat regiment des alre grootsten ende machtichsten Coninc Alexander; dat nog vóór het einde der eeuw tot driemaal toe herdrukt werd te Delft.
Lit.: Hoofdwerk Paul Meyer. Alexandre le Grand dans la littérature française au M.A. (2 dln. Parijs 1888); Voor het Nederlandsch S. S. Hoogstra Proza bewerkingen van het leven van Al. den Gr. in ’t Mul. (1898); E. Rhode, der Griechische Roman (Leipzig 2190ü); A. Ausfeld, der Griechische A.-roman (Leipzig 1907).
V. Mierlo.
Op de Maleische literatuur en via de Maleische ook op andere literaturen van den Indischen Archipel heeft de Alexanderroman een grooten invloed uitgeoefend ; zie Iskander Dzoe-I-Karnain, Javaansche literatuur, Maleische literatuur.