Als leeraar te Parijs ong. 1230 in de Minderbroedersorde getreden. Grondlegger der Franciscaansche School (zie Minderbroedersorde).
Tot zijn leerlingen behoorde ook de H. Bonaventura. In zijn Summa theologica behandelt hij ook veel philosophische vragen en bestrijdt tevens de dwalingen uit zijn tijd. Zijn richting is Augustiniaansck, waarbij hij echter aan de aristotelische elementen voldoende aandacht schenkt. Later werd door paus Alexander IV (1251) aan Willem van Melitona de opdracht gegeven om de onvolledig gebleven Summa te voltooien. Over diens aandeel in de oudste drukken zijn de meeningen nog verschillend.
De nieuwe critische uitgave, die in Quaracchi verschijnt, zal hieromtrent nog wel licht verschaffen. De waarde van A.’s werk voor het behoud van elementen uit de Augustiniaansche richting wordt aangegeven door Pelster (Gregorianum VII 1926,137) en in het bijzonder door Jansen (Miscell. August., 300 vlg.).De belangrijkheid van A. voor verschillende speciale vraagstukken deden de nieuwste studies uitkomen, zooals van Amedeus van Zedelghem, die het strenge onderscheid aanwees bij A. tusschen sacramenteele- en leekenbiecht (Etudes Francisc. XXXVII 1925, 337 vlg.). A. was ook medewerker aan de bekende, strenge Regelverklaring der 4 Magistri (theologiae), die van groote beteekenis was voor de inwendige geschiedenis der Minderbroedersorde. + 1245. Over de chronologie zijn nog verschillende meeningen.
L i t.: Inleidingen der editie te Quaracchi; Dict. Theol. Cath. (I, 772—785): Dict. Hint. Géogr. (II, 259— 261): Lex. Theol. Kirche (I, 249 vlg.), waar vooral ook nieuwere lit. wordt aangegeven.
v. d. Borne.