G a l e a s s o, architect, * 1512 te Perugia, + 1572 aldaar. Vermoedelijk was hij een leerling van Gio-Batt.
Caporali, architect en schilder, die zich door een commentaar op Vitruvius bekendheid heeft verworven. Naar men zegt zou A. zijn opleiding bij Michel-Angelo voltooid hebben. Gedocumenteerd is zijn verblijf te Rome geenszins. In 1542 zou hij naar Perugia teruggekeerd zijn. In 1549 vinden wij den bouwmeester te Genua, dat door de werkzaamheid van A. een groot aantal typische en karakteristieke paleizen bezit. Kenmerkend is een duidelijke, strenge verdeeling en een zware, geconcentreerde kracht.
Van den strengen stijl van Palladio onderscheidt hij zich door het aanbrengen van gebeeldhouwde decoratie. Hij ontwikkelt een fijn gevoel voor het verschil van het paleis in de stad en de villa.De typen, die hij schiep, dienden niet alleen in Italië tot voorbeeld. In Frankrijk en Vlaanderen bespeurt men den invloed. Door het aanleggen van terrassen, het plaatsen van beelden en fonteinen, wist A. een groote overeenstemming te bereiken met het terrein en den stijl van het huis. Voor de versiering en den aanleg van weidsche trappen, een Genueesche eigenaardigheid, heeft A. veel gedaan. Werken van hem, of naar zijn tcekeningen uitgevoerd, 1552 S. Maria in Carignano, Strada Nuova (thans Garibaldi) te Genua, 1558 palazzo Marino (thans stadhuis) te Milaan, ± 1565 pal.
Cambiaso, 1567 Pal. Lercazi-Parodi, pal. Spinola, allen te Genua, Villa Scassi te Sampierdarena. De door Vasari hoog geroemde villa Grimaldi bestaat niet meer.
In de laatste jaren van zijn leven woonde A. weer te Perugia. Voor S. Maria degli Angeli bij Assisi maakte hij het ontwerp. A.’s volgelingen Rocco, Lurago, Vannone en Bartolomméo Bianco hebben de pracht van den open trapaanleg en de schilderachtige charme van den paleis- en villabouw tot volle ontwikkeling gebracht, steeds als voorbeeld nemend A., die voor deze richting één der scheppers van de barokarchitectuur is geweest.
L i t. : Gurlitt. Gcsch. des Barockstils ; Ricci, Architettura Barocca in ltalia.
A. B. de Vries.