Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Albigenzen

betekenis & definitie

vallen onder de Katharen en volgen in het algemeen de strenge richting van het manicheïstisch dualisme. Hun leefwijze was, in verband met hun verachting van de materie, streng, en het is te begrijpen, dat het aantal volgelingen, dat consequent de leer in practijk bracht, de zgn. volmaakten, dit zijn zij, die het consolamentum, een soort doop bij wijze van handoplegging, hadden ontvangen, niet zoo groot was.

Maar er was nog een tweede rubriek, de zgn. geloovigen, die enkel beloofd hadden, in gevaar van sterven het consolamentum te zullen ontvangen en voor wie de voorschriften veel zachter waren. De naam is ontleend aan de plaats Albi in Z. Fr., waar zij veelvuldig voorkwamen, al komt Toulouse veel meer als hoofdzetel in aanmerking.Kruistocht.

De ketterij, die in het begin der 13e eeuw heel Z. Fr. had aangetasten door bisschoppen en landheeren in bescherming werd genomen, was moeilijk uit te roeien. Alle zachte middelen, zooals prediking en missie, waren beproefd, echter zonder resultaat.Na lang aarzelen besloot paus Innocentius III tot wapengeweld. Een beroep op den koning van Fr. als souverein van het graafschap Toulouse bleef zonder gevolg. Deze vond een uitvlucht in zijn oorlog met Eng. Maar de moord op den pauselijken legaat Petrus de Castelnau,waarvan de publieke opinie Raymond VI, graaf van Toulouse, beschuldigde, gaf bij Innocentius den doorslag.

Aan de Cisterciënsers werd door den paus de prediking van een kruistocht opgedragen. Uit N.Fr., Duitschland en Belg. stroomden de kruisvaarders toe. Aan het hoofd stond Amaldus Amalryci, abt van Citeaux, de militaire leider werd Simon van Montfort. De vestingen Béziers en Carcassonne werden na wisselende krijgskans door Simon veroverd, spoedig gevolgd door het sterke Lavaur, waar de kruisvaarders een onmenschelijke slachting aanrichtten. Nu kwam aan de beurt het gebied van Raymond VI, graaf van Toulouse, die door zijn dubbelzinnige rol de pauselijke actie had tegengewerkt en de A. in hun verzet gesterkt. Na hevige worsteling kwam ook dit aan Simon.

Ten einde raad riep Raymond de hulp in van zijn zwager Pedro II van Aragon. Bij Muret kwam het tot een beslissenden slag (12 Sept. 1213), waarbij Simon overwon en Pedro sneuvelde. De paus, bang voor Simon’s toenemende macht, knoopte nu onderhandelingen met de overwonnenen aan, maar Simon staakte den strijd niet en werd op het Concilie van Montpellier uitgeroepen tot heer van het onderworpen gebied. De paus berustte. Simon bleef strijden, maar sneuvelde. Zijn zoon Amaury zette den oorlog met weinig succes voort.

Hij riep met den paus de hulp in van den Fr. koning, die in deze uitnoodiging een welkome gelegenheid zag om zijn gebied uit te breiden. Met dit optreden van Fr.’s koning komt de politiek in het spel en krijgt de strijd tegen de A. meer het karakter van een veroveringsoorlog dan van een kruistocht. De oorlog eindigt met het tractaat van Parijs (12 April 1229), waarbij Raymond VII, zoon van Raymond VI, bijna al zijn staten aan den koning van Fr. afstaat en zich verbindt de ketterij niet te dulden op het gebied, dat hem overblijft. Toch blijft de ketterij, ook ondanks het vaak al te strenge optreden van de Inquisitie, waaraan de paus de verdere uitroeiing opdraagt, nog voortwoekeren tot het begin der 14e eeuw.

De bestrijding der A. was gerechtvaardigd, want deze ketterij of liever deze nieuwe godsdienst was met zijn heidensche elementen, anti-sociale voorschriften, verwerping van het huwelijk en het gezag, en aanprijzing van den zelfmoord, een gevaar voor Kerk en maatschappij, dat noodzakelijk moest leiden tot vernietiging der Christelijke beschaving en van het menschelijk ras. Voor Fr. beteekent deze oorlog de vereeniging van N. en Z. De uitdrukking „Doodt ze allemaal, God zal de Zijnen wel weten te erkennen”, die den pauselijken legaat wordt toegeschreven, als antwoord op de vraag hoe de kruisvaarders bij de slachting van Béziers de Katholieken van de ketters zouden onderscheiden, is onbewezen. Geen enkele ooggetuige deelt deze woorden mee, alleen Caesarius van Heisterbach maakt er 60 jaar later melding van.

Lit.: C. Douais, Les Albigeois (Parijs 1879); L’Eglise et la croisade contre les Albigeois (Lyon 1882); Edm. Broecx, Le Catharisme... avant la croisade (Hoogstraten 1916); Dr. J. Lindeboom, Stiefkinderen van het Christendom (1929, 43—66, 67—76) ; Dict. d’Hist. et de Géogr. eccl. (I kol. 1692—1694); Dict.de Théologie cathol. (I kol. 686—687).

Wachters.

< >