Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Albada

betekenis & definitie

A g g e, politiek persoon, 2e helft 16e eeuw. Benoemd tot raad van het Hof van Friesland (1553).

Afgevaardigde van de Staten-Generaal te Keulen in 1579, waarvan hij een verslag uitbracht: Acta pacificationis, Antwerpen 1580. Hoewel niet Hervormd was hij afkeerig van het leerstellige; leidde een afgetrokken leven, in wijsgeerige studiën verdiept.

< >