1° Iwan Sergejewitsj, Russisch dichter en politiek schrijver, o.m. van het Moskowisch panslavistenblad Denj (= de Dag, 1861), later door andere bladen gevolgd; ook schitterend redenaar in dienst van liet russophiele streven. Zijn
werk klaagt bitter de rasvervreemding aan en het modeEuropeanisme van den Russischen adel. * 26 Sept. 1822 te Nadesjino als zoon van SergejA., + 1886 te Moskou.
Hoofdwerk: Gedichten.
2° K o n stt a n t i n, ook een zoon van den volgenden; dichter en politicus van romantisch-russophiele, anti-Westersche strekking. Zijn poëzie, half door Schiller, half door Hegel geïnspireerd, is eerder wijsgeerig van inhoud, minder bedacht op keurigheid van vorm of zuiver-dichterlijke werking. * 10 Apr. 1817,+ 7 Dec. 1861 op het eiland Zante.
Hoofdwerken: De winterreis, Vorst Lupowitzkfj (1858); Oleg vóór Konstantinopel (dramatische parodie, 1858); Novgorod.
3°Sergej Timofejewitsj, vader van beide voorgaanden, slavophiel en anti-Westersch ijveraar als zij, al heeft ook hij heel wat aan de Europeesche literatuur te danken, o.m. aan Molière, dien hij vertaalde. Als vriend van Gogol, die hem aan het schrijven bracht, verheerlijkt hij, in humorvolle en raak de natuur schilderende verhalen, het Russische familieleven van vóór Peter den Grooten. * 1 Oct. 1791 te Ufa, + 30 Apr. 1859 te Moskou.
Werken: De sneeuwstorm (1834); Bemerkingen over de vischvangst (1847); Mémoiren van een jager in het gouvernement Orenburg (1852); Familiekroniek (1856); De kinderjaren van Bagrow (1858).
Voll. u i t g. te St. Petersburg (1887 vlg.).
Vertalingen: Duitsche in Reclam’s Univ.-Biblioth.; Engelsche in Routiedge’s Broadway Translations.
Baur.