plaatselijke naam voor witte kwikstaart = Motacilla alba. Een zwart-wit vogeltje met langen staart, dat men op straat en meer nog op pas geploegde akkers ziet hippen.
Is zomervogel, komt echter reeds einde Febr. uit het Zuiden terug. Voedsel: insecten, vooral vliegen en larven. Nestelt in takkenbossen, in holten en spleten; ook in den rand van ooievaarsnesten. Aantal eieren 5—6, lichtblauw of grijsachtig wit met donkere aschgrauwe stippen. Broedduur 14 dagen. Het slanke vogeltje vliegt schokkend met bogen, sterk rijzend en dalend; laat daarbij een fijnen lokroep: tjissik-tjsisik hooren.
Lit.: Jan P. Strijbos, Hoe heet die vogel.
Bernink.