Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-11-2019

Aioon

betekenis & definitie

Ook: aeon, eon (Gr., = levenslot, levenstijd, loop der tijden, eeuw in den zin van bepaalden tijd met bepaald karakter; vgl. Lat.: aevum, Ned.: eeuw).

1° In navolging van het Perzische Zervanisme (Zervan Akarana = Oneindige Tijd) plaatste het → Mithracisme den oneindigen Tijd, A. of Saeculum, Krónos of Satumus, als oerbeginsel aan het begin van alles. Het stelde hem voor onder de gedaante van een menschelijk monster met leeuwenkop, het lichaam omkringeld met een slang, die de slingerende baan der zon door den keerkring voorstelde. De scepter, de bliksem, en de sleutel in iedere hand verzinnebeelden zijn opperheerschappij. A. brengt alles voort en verslindt het weer opnieuw. Hij is de heer en de leider der vier elementen en vereenigt in zich de kracht van alle goden, die hij geheel alleen heeft voortgebracht. Hij werd geïdentificeerd met het Noodlot, met het Licht of Oervuur der Stoïcijnen, met de Heimarmene enz. Het bestaan van een Aiooncultus wordt ook bevestigd voor Eleusis en voor Alexandrië. Ook in de Hermetische geschriften speelt hij een rol. Op de Alexandrijnsche munten van Antoninus Pius staat hij afgebeeld als een phoenix, waardoor de regelmatige vernieuwing van den tijd wordt verbeeld. In de 4e ecloge van Virgilius hangt de verwachting van een nieuw tijdperk door de geboorte van een knaap samen met de vernieuwing van het Saeculum.
2° Met dit alles houden de Aionen van het → Gnosticisme slechts een ver verwijderd verband. De Gnosis onderscheidde een reeks Aionen, waarvan de eerste onmiddellijk van God komt en de laatste in de materie verzinkt om ze te bezielen en te vormen. Hij lijdt echter onder die vereeniging, totdat hij weer bevrijd wordt en terugkeert tot God, aldus den kringloop der ontwikkeling voltooiend. De Christelijke → Gnosis bracht die verlossing in verband met Christus. Bellon.

Lit.: C. Clemen, Aion (in: Rel. in Gesch. und Gegenw., kol. 171-172); T. Cumont, Textes et monuments figures dans les mystères de Mithra (2 dln. 1896-’99); id., Les religions orientales dans le paganisme romain (41929); R. Reitzenstein en H. H. Schrader, Studiën zum antiken Synkretismus (1926); Lackeit, Aeon, Zeit und Ewigkeit (in: Sprache und Religion der Griechen, 1 1916).

< >