Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Agra

betekenis & definitie

hoofdstad van de vereenigde provinciën van A. en Oudh en het district A.(Voor-Indië, 27c 10' N., 78° 6' O.), gelegen in het W. van de Gangesvlakte aan den rechteroever van de bevaarbare Dsjoemna. In 1559 onder koning Akbar werd A. hoofdstad van den groot-mogol, in de 18e eeuw werd het herhaaldelijk door Perzen en Afghanen geplunderd, in 1803 door de Engelschen veroverd.

Vele herinneringen aan den bloeitijd: de vesting Akbarabad met de parelmoskee, de groote moskee en vooral het TadsjMahal, het beroemde mausoleum, waarin keizer Dsjihan en zijn echtgenoote begraven liggen en dat van 1629 tot 1648 uit marmer werd opgetrokken. Nu belangrijke handelsstad met 180 000 inw., waarvan ruim 6Ó% Hindoes, 20% Mohammedanen en 2% Christenen. Zetel van een Kath. aartsbisschop (het bisdom telt ruim 10000 Kath.). Kruispunt van spoorwegen, fabricage van tapijten (gedeeltelijk gevangeniswerk) en katoenen stoffen. Kunstnijverheid, leerindustrie. G. de Vries.

< >