Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Agora

betekenis & definitie

(Gr., = markt, plaats van vergadering) is in de Grieksche en Klein-Aziatische steden de open plaats, waar de hoofdstraten te zamen komen. In het begin was de a. onregelmatig, soms met hoornen beplant (te Athene met platanen).

Zij kreeg een meer regelmatigen rechthoekigcn vorm naarmate zich meer gebouwen om het plein groepeerden [raadhuizen (bouleuthèria), gerechtshoven, tempels, soms ook particul. woningen], maar vooral toen de lange zuilenhallen (bijv. de Stoa Poikilè te Athene) in zwang kwamen. In den Hellenistischen tijd werd volgens een zeer regelmatig plan de a. aangelegd of gerestaureerd. Op alle vier de zijden werden zuilenhallen aangebracht (Magnesia aan de Meander), soms werd een der hallen tot ’n prachtwerk uitgebouwd (Priene), soms werd de a. in hoefijzervorm geconstrueerd met één breeden toegang naar de hoofdstraat (Milete). De twee- of meerschepige zuilenhallen, waarachter allerlei zalen en vertrekken lagen, hadden in Pergamum twee verdiepingen; lag de a. op een hooge vlakte (zooals te Pergamum, Aegae, Assos, Alinda, enz.), dan werden naar beneden langs de steile bergwanden ook nog vertrekken achter de zuilenwanden gebouwd, die meestal als voorraadschuren dienst deden. Hoe monumentaler de a. werd, des te meer trok zich het eigenlijke marktverkeer naar de kleinere pleintjes in de buurt terug. Op vele a.’s bevonden zich zand- en wateruurwerken, .grafmonumenten, gedenkzuilen en de steen of (later) de tribune van waar de redenaars het vergaderde volk konden toespreken.L i t. : Krischen in Wasmuths Lexikon der Baukunst (I 1929).

Knipping.

< >