vier Spartaansche koningen:
1° zie Agiaden.
2° A. II, zoon van Archidamus, koning 427—402 v. Chr., aanvoerder der Spartanen in den Peloponnesischen oorlog, versloeg Argos en zijn bondgenooten 418 v. Chr. bij Mantinea, bezette in 413 op raad van Alcibiades Decelea, ten N. van Athene, waardoor Athene in belegeringstoestand bleef en het onmogelijk was Attica te bebouwen (Deceleïsche oorlog), belegerde Athene 405—’4, dat Lysander van de zeezijde blokkeerde (overgave April 404).
3° A. III, zoon van Archidamus III, koning van Sparta 338—331, week na een opstand, in 333 door hem in de Peloponnesus verwekt, uit naar Klein-Azië, werd in 331 door Antipater bij Megalopolis verslagen en sneuvelde.
4° A. IV, koning van Sparta ± 246—241 v. Chr., stelde in 243 bij raad en ephoren voor: afschaffing der hypotheekschulden en nieuwe verdeeling van het land — een poging om door het herstel van Lycurgus’ wetten Sparta’s grootheid te doen herleven. A. viel als slachtoffer der reactie (241). Plutarchus schreef zijn biographie.
Davids.