is de vergiffenis van tijdelijke straffen, nog uit te boeten na reeds vergeven zonden, welke vergiffenis de Kerk buiten het Sacrament uit de schatten der Kerk verleent. Deze schatten bestaan uit de oneindige voldoening van Christus en de overvloedige voldoeningen van Maria en de Heiligen, zoodat de voldoening van den geheelen Christus, d.w.z. van Christus en zijn mystiek lichaam, in aanmerking komt.
De macht der Kerk om aflaten te schenken blijkt uit het Tridentinum (sess. 25, decret. de indulg.), uit de H. Schrift (Mt. 14. 19), uit de voortdurende practijk der Kerk. De leer der Kerk is d e f i d e,d.w.z. zij leert als geloofspunt: vooreerst dat zij macht heeft om a. te verleenen, vervolgens dat a. heilzaam zijn voor de Christenen. Het is fidei proximum, d.w.z. een uit een geloofspunt onmiddellijk afgeleide leer: vooreerst dat door a. tijdelijke straffen worden weggenomen, vervolgens dat a. bij wijze van suffragium, d.w.z. als een in het gebed aangeboden voldoening, op de geloovige zielen kunnen worden toegepast, en eindelijk dat de Kerk een schat van genoegdoening bezit, welke door den paus en de bisschoppen kan worden uitgedeeld. Volgens de alg. meening mag de Kerk geen a. geven zonder goede reden. Deze goede reden bevat vooreerst een aan God welgevallig doeleinde, en vervolgens gewoonlijk, niet noodzakelijk altijd, een of ander goed werk.
Indeeling.
De p l a a t s e l ij k e a. is verbonden aan een bepaalde plaats, bijv. een kerk, of aan een beeld, altaar, kruisweg in die plaats; de persoonlijke a. is niet aan een plaats of voorwerp verbonden, maar aan een of ander gebed gehecht, of gegeven aan bijzondere personen, bijv. leden van een broederschap; de z a k e l ij k e a. wordt aan bepaalde voorwerpen gehecht. De volle a. geeft, wanneer men er ten volle aan deelachtig wordt, de kwijtschelding van alle tijdelijke straffen, welke iemand nog zou moeten uitboeten. Onder de volle a. is die van een jubilé de voornaamste. De gedeeltelijke a. neemt slechts een bepaald deel der tijdelijke straffen weg. Zelden worden tegenwoordig tijdelijke a. boven de 100 jaren gegeven. Een aflaat van één jaar bijv. beteekent ongeveer de delging van zooveel tijdelijke straffen, als men vroeger door een canonieke boete van een jaar zou hebben uitgeboet.
Dikwerf wordt bij een bepaald aantal jaren een gelijk aantal quadragenen gevoegd; een quadrageen beteekent een veertigdaagsche boete volgens de oude kerkelijke voorschriften. A., slechts voor de levenden gegeven, zijn alléén op de levenden toepasselijk, doch niemand kan een a. winnen, en dezen dan op een anderen levende toepassen; de a. voor de stervenden geschonken aan de leden van de vrome vereeniging van het afsterven van den H. Jozef is hierop geen uitzondering, wijl deze a. rechtstreeks wordt verkregen voor de stervenden. Niemand, behalve de paus, kan a. verleenen, welke, behalve op de levenden, ook op de afgestorvenen toepasselijk zijn. A., slechts voor de geloovige zielen gegeven, zijn alléén op de geloovige zielen toepasselijk, zooals bijv. de totiesquoties-a. op Allerzielen. Terwijl de Kerk aan de levenden a. geeft bij wijze van absolutie krachtens haar jurisdictioneele macht, geeft zij aan de overledenen slechts af laten door het aanbieden aan God van een losprijs, God smeekend dezen losprijs te willen aannemen.
A.,voor levenden en overledenen geschonken, zijn te verkrijgen zoowel door den levende, die het voorgeschreven werk verricht, of indien hij zulks wil, door de overledenen. Zoo zijn volgens can. 930 van het kerkelijk wetboek alle a., door den paus gegeven, ook op de geloovige zielen toepasselijk, tenzij iets anders uitdrukkelijk zou bepaald zijn.
Materie der voorwerpen, waaraan aflaten worden verbonden. De stof welke vereischt wordt, opdat de p a u s e l ij k e a. aan een voorwerp kunnen worden gehecht, wordt opnieuw duidelijk bepaald in de Monita no. 1 van het decreet der Penitentiarie van 17 Febr. 1922, hetwelk een veilige norm bevat voor alle overige a.; de stof mag niet zijn van tin, lood, glas, noch van welke materie ook, die gemakkelijk breekt of vergaat. Voor de koralen van den rozenkrans heeft echter dezelfde Penitentiarie den 21en December 1925 wederom bepaald, dat de koralen van hard glas mogen zijn, en hetzelfde schijnt dus ook voor andere voorwerpen te gelden. Sommige voorwerpen eischen een bepaalde stof, bijv. scapulieren, zooals bij ieder dier voorwerpen afzonderlijk wordt aangegeven.
Een p e r s o o n l ij k e a.. bijv. een gebed, kan om twee redenen verloren gaan, nl. vooreerst wanneer een gebed, waaraan een a. verbonden is, niet nauwkeurig is vertaald, volgens getuige der Penitentiarie of van den bisschop; vervolgens door bijvoeging, afkorting of tusschenvoeging, tenzij de Kerk in bijzondere gevallen anders bepaalde, zooals de Penitentiarie bijv. den 22en Januari 1922 antwoordde over het inlasschen van woorden, die het te mediteeren geheim aangeven, telkens na den zoeten Naam in het Weesgegroet bij het rozenkransgebed.
Een z a k e l ij k e a. houdt op, vooreerst, wanneer het voorwerp essentieel niet meer is wat het was, toen de a. er aan verbonden werd, bijv. wanneer de beeltenis op de medalje niet meer zichtbaar is; vervolgens door verkoop. Met verkoop moet echter ieder contract, van beide zijden uit rechtvaardigheid verplichtend, worden gelijkgesteld. Verouderd is derhalve thans de wetgeving, volgens welke door uitleenen, met het oog op het verkrijgen van a,, de a. zelf verloren ging; integendeel, hij die een dergelijk voorwerp leent en gebruikt, verkrijgt zelf ook de a., tenzij nog iets anders werd geëischt, bijv. lidmaatschap eener broederschap, waaraan deze tweede persoon niet voldeed.
P l a a t s e 1 ij k e a. houden op, wanneer die plaats, bijv. een kerk, geheel of voor liet grootste deel wordt verwoest, en niet binnen vijftig jaren op dezelfde plaats of ongeveer op dezelfde plaats (binnen 20 of 30 schreden), onder denzelfden titel wordt opgebouwd.
Wie kan aflaten geven ?
Vooreerst de paus, en hij alleen kan a. op de overledenen toepasselijk schenken. Hij schenkt de a. gewoonlijk door de Penitentiarie; mocht echter iemand rechtstreeks van den paus a. voor alle geloovigen hebben ontvangen, dan moet hij, op straffe van ongeldigheid, een authentiek exemplaar van deze gunst aan de Penitentiarie toonen.
Andere autoriteiten kunnen hun macht om a. te verleenen niet aan anderen overdragen, ze kunnen geen a. voor de overledenen schenken, ze kunnen aan hetzelfde gebed, aan hetzelfde voorwerp, waaraan Rome reeds aflaten schonk, geen nieuwe a. hechten, tenzij onder voorwaarde van nieuwe te verrichten werken. Kardinalen kunnen een a. van 200 dagen geven, aartsbisschoppen voor hun diocees en dat der onderhoorige bisschoppen 100 dagen, bisschoppen voor hun eigen diocees 50 dagen, ook door vreemdelingen, in ….(tekst ontbreekt).
…(tekst ontbreekt) het diocees vertoevend, te verwerven, en door onderdanen ook buiten het diocees.
De alg. voorwaarden in den persoon vereischt zijn: doopsel, opdat men onderdaan der Kerk zij. Men mag niet geëxcommuniceerd zijn. Ketters, die te goeder trouw zijn, zijn wel niet geëxcommuniceerd, maar kunnen waarschijnlijk toch geen a. verkrijgen, wijl zij niet tot het lichaam der Kerk behooren. Men zij onderdaan van wie a. verleent; nochtans kunnen exempte regulieren a door den bisschop verleend verkrijgen, en kan de gever der a. deelachtig worden aan deze (S.C.Ind. 20 Mei 1896). Men hebbe de m e e n i n g a. te verwerven; een alg., habitueele meening is voldoende. Men zij in staat van genade, wat wordt aangeduid door de woorden „met berouwvol gemoed”..
Het is twijfelachtig of iemand, zelf buiten den staat van genade zijnde, voor overledenen a. kan verwerven. Deze staat van genade is, wanneer meerdere werken zijn voorgeschreven, minstens bij het laatste werk vereischt.
Algemeene voorwaarden der voorgeschreven werken.
Deze werken moeten p e r s o o n l ij k en geheel worden verricht; de Kerk suppleert waarschijnlijk niet bij nalatigheid, bijv. uit onwetendheid. Wanneer aan eenzelfde zaak om meerdere titels meerdere a. zijn verbonden, kan men, door éénmaal het voorgeschreven werk te verrichten, niet die verschillende a. tegelijk winnen, tenzij ofwel het voorgeschreven werk biecht of communie is, ofwel een andere bepaling door Rome is gemaakt.
De werken moeten op t ij d geschieden; een a. aan een dag verbonden kan van middernacht tot middernacht worden verkregen; is kerkbezoek vereischt, dan kan zulks reeds van den middag van den vorigen dag af plaats hebben. Op een en denzelfden dag kan men een vollen a. aan een werk verbonden, ook al herhaalt men het werk, slechts éénmaal daags verwerven, tenzij in het indult anders bepaald zij.
Het werk moet ook, uitgenomen de boete in de biecht opgelegd, niet reeds onder zonde verplichtend zijn, tenzij anders worde bepaald.
Bijzondere voorgeschreven werken.
De volgorde der voorgeschreven werken is onverschillig. De uitdrukking „onder de gewone voorwaarden” beteekent thans zeker biecht, communie, kerkbezoek, gebed tot intentie van den paus („Preces et pia opera indulg. Ditata” 1929, Praen. 4). De biecht kan geschieden acht dagen vóór den aflaatsdag of in de acht dagen daarna. Wie gewoon is tweemaal in de maand te biechten, volstaat met deze twee biechten voor alle a., uitgenomen die van het jubilé; wie gewoon is minstens vijfmaal in de week te communiceeren, behoeft niet te biechten, tenzij voor den jubilé-a. De communie kan men ontvangen of daags te voren, of op den dag zelve, of binnen de acht dagen na den a.-dag.
Kerkbezoek kan geschieden van den middag vóór den a.-dag tot middernacht van dien dag zelve. Personen die omwille der volmaaktheid, van onderricht, opvoeding of gezondheid een gemeenschappelijk leven leiden in huizen zonder kerk of openbare kapel, en allen die daar verblijven om te dienen, kunnen, als geen bepaalde kerk voor bezoek is aangewezen, de huiskapel bezoeken, waar men ook aan de verplichting van mishooren voldoen kan.
Gebeden voor den paus zijn voor een toties-quotiesaflaat altijd 6 maal Onze Vader, Weesgegroet, Glorie zij den Vader (S. Poen. 6 Jul. 1930); voor andere volle a. is volgens de S. Poen. 31 Jul. 1924, XVI en zeker volgens de algemeene opinie ö maal Onze Vader, Weesgegroet, Glorie zij den Vader voldoende, of een aequivalent gebed; altijd wordt mondgebed vereischt.
Commutatie der voorgeschreven werken. Iedere biechtvader kan alle voorgeschreven werken om goede redenen in iets anders omzetten, mits de oorzaak of het voorwerp van den gegeven a. ongeschonden blijve (Ned. Kath. St. 1926, 197, 283 vlg.).
L i t. : Fanfani, De indulgentiis (1919); N. Paulus, Geschichte des Ablasses am Ausgang des M.A. (3 dln. 1922-’23); Beringer-Steinen,Die Ablasse(2dln. 161929-’32) Lacau, Précieux trésor des indulgences (1932).
Beijersbergen.