Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Afgoderij

betekenis & definitie

(idolatrie), de vereering van valsche góden door een eeredienst, die alleen aan den waren God toekomt. Afgoderij bestaat dus zoodra men aan een schepsel, van welken aard ook, goddelijke eer bewijst: vereering van de zon, de maan, de sterren, de aarde, koningen, dieren, planten, bergen, beelden, onverschillig of men ze beschouwt als het symbool of de manifestatie van een hooger geestelijk wezen of niet.

Men onderscheidt in de Katholieke theologie gewoonlijk geveinsde, uiterlijke afgoderij en inwendige afgoderij. In het eerste geval veinst de mensch, onder den invloed van de vrees, uit verlangen naar tijdelijke belooning of om een analoge reden, de afgoden te aanbidden zonder inwendig met die uiterlijke daad in te stemmen. Dat deden bijv. de Christenen, die uit vrees voor de folteringen aan de Romeinsche afgoden offerden. In het tweede geval heeft men werkelijk het inzicht aan een schepsel goddelijke eer te bewijzen. Dat kan gebeuren op twee manieren: men bewijst goddelijke eer aan een schepsel in de overtuiging, dat het waarlijk een god is, ofwel men bewijst, uit haat tegen den waren God of om van den duivel gunsten te verkrijgen, goddelijke eer aan een schepsel in het volle besef, dat het geen god is. De laatste soort afgoderij is een groote zonde, want zij veronderstelt een bedorven wil.

In hoever de eerste soort afgoderij zonde is, kan moeilijker bepaald worden, het hangt heelemaal af van de verantwoordelijkheid, die men aan de heidenen voor hun dwaling toeschrijft. Heelemaal zonder schuld kan het heidendom niet genoemd worden. Sint Paulus, Rom. 1,18—32, en de theologen na hem hebben de afgoderij steeds als een gevolg der zonden en dus als schuldig beschouwd. In hoever evenwel ieder individu schuldig is, moeten we aan Gods barmhartigheid overlaten.

Lit.: A. Michel, Idolatrie, Idole, Dictionnaire de théologie catholique (VII, kol. 602—669).

Bellon.

< >