schikking of transactie, sinds den Napoleontischen tijd ten onzent nog slechts bekend in enkele bijzondere wetten, vnl. in het fiscaal strafrecht, is wederom te herkennen in artikel 74 van het W. v. Str., zooals dat artikel luidt na een wijziging bij de wet van 5 Juli 1921 Stbl. 833, nader vastgesteld bij de wet van 29 Juni 1925 Stbl. 308.
Wederom stelt de overheid, door den bevoegden ambtenaar van het openbaar ministerie vertegenwoordigd, de voorwaarde vast, waarop het verzoek van een delinquent tot voorkoming van strafvervolging kan worden ingewilligd. De voorwaarde is hoofdzakelijk betaling van een geldsom, door den bedoelden ambtenaar bepaald, doch niet hooger dan het maximum der boete op het feit gesteld. Naast deze schikking in eigenlijken zin is een tweede mogelijkheid voor den verdachte blijven bestaan om het strafproces te voorkomen. Is namelijk slechts geldboete bedreigd, en biedt de verdachte aan het maximum van de bedreigde boete te betalen, de voorwerpen onderworpen aan verbeurdverklaring uit te leveren, af te staan of hun waarde te voldoen, dan zal de ambtenaar niet tot vervolging gerechtigd zijn. Weitjens.