1.is het verwijderen der alluviale en diluviale afzettingen van een geologische kaart, waardoor het vermoedelijke verloop der dagzoomen der oudere formaties zichtbaar wordt. Zulk een kaart noemt men dan afgedekt.
Hofsteenge.
2. Wanneer een stoomketel tusschen twee opeenvolgende werkperioden onder stoom moet blijven met gebruikmaking van zoo weinig mogelijk brandstof, wordt het vuur afgedekt, d.w.z. op het vuur wordt asch geworpen, de schoorsteenschuif evenals de vuurdeur wordt gesloten: het vuur blijft aan, maar zoo weinig mogelijk.
Beukers.