vlg. de traditie de drager van de Gr. fabellit.; zou ± 550 v. Chr. als slaaf en eindelijk, om zijn wijsheid vrij geworden, als vrij dichter op Samos hebben geleefd, algemeen om zijn vernuft bewonderd, en ten slotte te Delphi vermoord zijn.
Of A. een historisch persoon is, wordt echter betwijfeld. De fabels zijn zeker van Oostelijken oorsprong.A. in de wereldletterkunde.
Men verdichtte in de Oudheid een avontuurlijk leven van A., dat veel gelezen werd in den vorm van een volksboek. De hem toegeschreven fabels werden hoog geschat en veel gelezen, dienden bij opvoeding en onderwijs, werden gaarne gebruikt in de philosophie, in het blijspel enz. Gr. uitgaven en bewerkingen verschenen er tot diep in de M.E. Van de vroegste is die van Babrius zeer bekend. De beste bij de oude Romeinen is de poëtische van Phaedrus. In de 5e eeuw ontstond een Lat. prozabewerking onder den titel Romulus.
Deze Romulus heeft met een andere verzameling, van Avianus, sinds de 10e eeuw grooten invloed gehad op de M.E.sche letterkunde van W. Europa en zal ook wel min of meer hebben meegewerkt tot den opbloei van het dierenepos. Een Mnl. verzameling is de E s o p e t, waarschijnlijk van Calfstaff ende Noyde-kijn. De fabelen van A. bleven in trek bij de Humanisten, ook later in de 16e—18e eeuw. Vondel gaf uit (een) Warande der dieren. Lessing vertaalde fabels en wijdde er een historische en aesthetische studie aan.
De beroemdste navolger en bewerker van A. is de Franschman Lafontaine. De fabel, in de Romantiek door het sprookje wat verdrongen, bleek de taaiste van alle literatuursoorten om het algemeen menschelijke. eenvoudige en de levenspractijk.
v. d. Eerenbeemt.