Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Advocaat

betekenis & definitie

1° (N e d. recht) rechtsgeleerd raadsman, verdediger in strafzaken, pleiter in civiele zaken. Men is niet verplicht om zich, bij het voeren van een proces, door een a. te laten bijstaan.

Verdachte in strafzaken kan zichzelf verdedigen; in civiele zaken kan men zelf pleiten, mits men in zaken, waar zulks voorgeschreven is, door een procureur vertegenwoordigd is. Zij, die van de diensten van een a. gebruik maken, heeten diens cliënten. De advocatuur is een vrij beroep; ieder die den graad van meester in de rechten heeft, kan zich aan een rechterlijk college als a. doen inschrijven, mits de Raad van Toezicht en Discipline tegen zijn toelating geen bezwaar heeft. De a. bij elk college vormen de Balie, georganiseerd in de Orde der Advocaten. Aan het hoofd hiervan staat de Raad van Toezicht en Discipline, waarvan voorzitter is de Deken. Deze Raad heeft disciplinaire bevoegdheid; hij kan straffen opleggen, nl.: waarschuwing, berisping, schorsing en schrapping van de lijst.

Van zijn uitspraak bestaat hooger beroep bij het Gerechtshof. De a. draagt bij de uitoefening zijner functie aan de rechterlijke colleges een ambtscostuum, bestaande uit toga, bef en baret. Voor zijn bemoeiingen dient hij een declaratie in, waarvan bij betwisting door den cliënt het bedrag wordt vastgesteld door den Raad van Toezicht, volgens een verouderd tarief van 1838. De cliënt kan tegen deze vaststelling bij den rechter opkomen. Onvermogende rechtzoekenden kunnen zich kosteloos de hulp van een a. verschaffen. (zie Pro Deo). De a. oefent een nobile officium (eervol ambt) uit: hij mag geen zaken bepleiten, die hij in gemoede onrechtvaardig oordeelt, en mag zelf geen belang hebben bij de uitkomst van den strijd. De meeste a. zijn tevens procureur. Witteman.

2° (Belg. w e t g.) De a. staat de partijen ter zijde voor de verdediging hunner belangen voor de rechtbanken. Om het beroep van a. uit te oefenen moet men:
1° doctor in de rechtsgeleerdheid zijn,
2° den eed van getrouwheid aan den koning, de grondwet en de wetten afleggen,
3° ingeschreven zijn op de lijst der a., of in stage zijn. Om ingeschreven te worden op de lijst der a. bij een hof van beroep of een rechtbank van eersten aanleg, moet de a. een proeftijd (stage) van drie jaar doormaken.

De verplichtingen van den stagist zijn de zittingen bij te wonen, en de vergaderingen van het bureel van kostelooze raadplegingen. Gewoonlijk ook werken de stagisten bij een anderen a. De stagisten mogen pleiten, maar mogen niet deelnemen aan de verkiezingen voor den tuchtraad. De a. die op de lijst ingeschreven staan, maken de orde uit der a. De orde kan alg. vergaderingen houden, vnl. voor liet kiezen van den tuchtraad. Deze bestaat uit een aantal leden (van 15 tot 5) in verhouding tot het getal der ingeschreven a.

Uit die leden worden de stokhouder, de secretaris en de schatbewaarder gekozen. De stokhouder is het hoofd van de orde en voorzitter van de alg. vergaderingen en van den tuchtraad. De tuchtraad waakt over de eer, de eerlijkheid en den tact der a.; beteugelt de overtredingen; houdt het oog op de stagisten en maakt de lijst der a. op. Verder treedt hij op voor de verdediging van de belangen van behoeftigen, en richt daartoe een bureel voor kostelooze raadplegingen in. De tuchtraad heeft de tuchtmacht over de a. en kan als straffen toepassen: de waarschuwing, de afkeuring, de berisping, de tijdelijke schorsing, de uitsluiting. Beroep kan tegen de straffen, uitgenomen de waarschuwing, ingesteld worden bij het Hof van beroep. De a. mogen pleiten voor alle rechtbanken van het land; zij worden aangesproken met den titel van meester en dragen een speciale kleedij — langen breeden tabbaard en muts.

V. Bauwel.

< >