De adsorptie van gassen, voor zoover in deze theorie beschouwd, of het vermogen van vaste lichamen om dunne gaslaagjes aan hun oppervlak vast te houden, speelt een groote rol indevacuumtechniek. De algemeen erkende a.th. van Langmuir (condensation- and evaporationtheory) stelt zich het gebeuren als volgt voor : de gasmoleculen, die den vasten wand treffen, worden hier vastgehouden door de intra-atomistische krachten, werkzaam aan het vaste oppervlak.
Deze aldus „gecondenseerde” moleculen behouden echter, evenals de daaronder liggende moleculen van het vaste lichaam, hun warmtebeweging, waarvan de amplitude bepaald wordt door de krachten, die werkzaam zijn tusschen de gecondenseerde moleculen en tusschen deze en de daaronder liggende moleculen van het vaste lichaam. De zeer snelle energiewisselingen kunnen aan een gecondenseerd molecuul op een gegeven oogenblik een zoodanige naar buiten gerichte snelheid geven, dat het aan de aantrekkende krachten ontsnapt. Het is dan een „verdampt” molecuul. De geadsorbeerde moleculen zijn dus te vergelijken met balletjes die, bevestigd aan veertjes, aan een plafond hangen, doch tevens onderling door veertjes verbonden zijn en in heftige beweging verkeeren als uiting van hun warmte-energie. Nu en dan zal een bepaald balletje een gunstige snelheid omlaag krijgen en losschieten, d.w.z. verdampen. Alleen die moleculen, die tegen het oppervlak liggen in een laagje ter dikte van één molecuul, zullen vast gebonden zijn, daar de moleculen in de tweede en verdere lagen geringeren invloed ondergaan van dc aantrekkende krachten van het vaste lichaam, terwijl het onderling verband tusschen deze gasmoleculen niet groot genoeg is om ze vast te houden.
Bij de verdamping van een aantal moleculen ontstaan gaten in de monomoleculaire gasfilm, die dan weer in staat zijn nieuwe moluculen te vangen en tot condensatie te brengen. De grootte van de adsorptie wordt dus gegeven door den duur van den verblijftijd in geadsorbeerden toestand. Door temperatuurverïiooging wordt de warmtebeweging der gasmoleculen krachtiger en daardoor de kans op verdamping grooter, en dus de verblijftijd geringer. Verder wordt bij evacueeren het aantal opnieuw te vangen moleculen steeds geringer. Het wezenlijke in Langmuir’s theorie is, dat er geen eigenlijke „terugkaatsing” van moleculen plaats heeft.Voor de verdamping in een hoog vacuum geldt de volgende betrekking tusschen den dampdruk p (in dynes/cm2) en de verdampingssnelheid G (in grammen per cm2/sec) G = p √M√2n RT, waarin M, R en T resp. het moleculaire gewicht, de gasconstante en de absolute temperatuur beteekenen.
L i t.: I. Langmuir, J. Am. Chem. Soc. (XXXVII 1915, 1139; XXXVIII 1916, 2221); id., Phys. Rev. (VIII 1916, 149); S. Dushman, Production and Measurement ol High Vacua (Schenectady, New York 1922; Duitsch, Berlijn 1926).
Ter Heerdt.