binnenzee der Middellandsche Zee, waarmede zij door de Straat van Otranto (ongeveer 80 km breed en ± 740 m diep) verbonden is. Zij werd genoemd naar het plaatsje Adria in de Po-delta, eens aan zee gelegen, thans ± 22 km daarvan verwijderd.
De A. Z. strekt zich in N.W.—Z.O. richting uit tusschen Ital. aan de W. zijde, Dalmatië, Albanië, enz. aan de O. zijde, is ongeveer 800 km lang en 120 a 200 km breed. Zij wordt door de ondiepte, die zich uitstrekt van het schiereiland Gargona over Pelagosa naar Carzola in een ondiep N. bekken (max. diepte 200 m) en een diep Z. bekken (max. diepte tusschen Brindisi en Cattaro 1 645 m) verdeeld. De voornaamste rivieren zijn de Po en de Etsch of Adige, terwijl vele kleine riviertjes, afkomstig van de Apennijnen en de Dinarische Alpen, zich tevens in de A. Z. storten. De kust tusschen Triëst en Rimini is een echte lagunen-kust, welke door aanslibbing steeds verder in zee opdringt, zeer ten nadeele der daar gelegen havenplaatsen.
Verder is de Ital. kust weinig geleed en bezit bezuiden Rimini, behalve de Baai van Manfredonia, geen diepe insnijdingen meer. De O. kust daarentegen draagt van Triëst af een geheel ander karakter, is steil en zeer sterk geleed. Zij bezit ontelbare rotsachtige eilanden, schiereilanden (deelen van verzonken Alpenketens) en diep insnijdende kanalen en baaien (ondergeloopen lengtedalen) welke voortreffelijke havens vormen. De voornaamste baai is die van Quamero. De Albaneesche kust is vlak, moerassig en ongezond. De stroomen in de A.
Z. loopen in het algemeen tegen de richting van de wijzers van een uurwerk, dus aan de O. kust om de N., aan de W. kust om de Z. De watertemperatuur is aan de W. kust hooger dan aan de O. kust en neemt van het Z. naar het N. af. In het N. gedeelte komt des winters soms een eigenaardige temperatuurverdeeling in verticalen zin voor, doordat het koudere zoetwater der rivieren komt te rusten op de zwaardere doch warmere zoutwaterlaag der zee. De werking van het getij is niet zeer sterk; gem. hoogte van het hoogwater te Lido 48 cm, bij springtij 1 m. Het zoutgehalte der A. Z. is zeer hoog, vooral op de Dalmatische kust (tot 39 0/00). ’s Winters heerschen in het N. soms krachtige tot stormachtige N.W. tot N.O. winden, Bora genaamd, welke evenals de soms in het Z. doordringende Sirocco, hier Furiante genaamd, voor de kleine scheepvaart gevaarlijk kunnen worden.
Zij treden vooral op tusschen de eilanden op de O.-kust. De voornaamste havenplaatsen zijn: Brindisi, Bari, Ancona, Pesaro, Ravenna, Venetië, Triëst, Pola, Fiume, Zara, Spalato, Ragusa, Cattaro en Durazzo.L i t.: O. Krümmel, Handbuch der Oceanographie (2 dln. Stuttgart 21907-1911); Alfr. Philippson, Das Mittelmeergebiet (Leipzig 41922).
Wissmann.