Nicolaus, taalgeleerde in dienst van het Ned. Bijbelgenootschap. * 1865, + 1926 te Posso, Celebes.
Als doctor in de taal- en letterkunde van den O. Ind. Archipel trok hij in het toen nog vrijwel onbekende M i d d e n-c e l eb e s, waar hij met uitzondering van slechts enkele jaren geleefd heeft. Van de daar gesproken Toradjatalen en met name van het Barèë heeft hij een diepgaande studie gemaakt. Op het gebied van het onderzoek van primitieve literaturen heeft hij baanbrekend werk verricht. Hij heeft de basis gelegd voor het werk der Prot. zending in Midden-Celebes, en door zijn Bijbelvertaling, benevens door het scheppen van een Christelijk-religieuze literatuur in het Barèë, de ontwikkeling van het Protestantisme er zeer bevorderd.Voornaamste werken: De Barèë-sprekende Toradja’s van Midden-Celebes (Batavia 1914); Barèë-Nederlandsch Woordenboek enz. (posthuum, 1928); Spraakkunst der Barèë-taal (posthuum, Bandoeng 1931); Barèë-verhalen (posthuum, 1932); kleinere geschriften verzameld in : Verzamelde geschriften van Dr. N. Adriani (1932).
Biographie: Dr. N. Adriani, door H. Kraemer en A. E. Adriani (Amsterdam 1930), waarop critiek van S.
J. Esser in Tijdschrift Bataviaasch Genootschap (dl. 71, 1931, 388 vlg.).
Berg.