Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Adriaan van der Willigen

betekenis & definitie

Ned. schrijver. * 6 Mei 1766 te Rotterdam, ♱ 17 Jan. 1841 te Haarlem. Eerst in het leger, werd hij nadien landbouwkundige, drossaard en plaatsvervangend representant van Bataafsch-Brabant.

Legde zich later op de schilderkunst toe (reis door Zuid-Europa) en vestigde zich nadien te Haarlem, alwaar hij (tegenstander van Nederland’s inlijving) na 1813 schoolopziener werd. Hij zond veel publicaties, vooral tooneelstukken en reisbeschrijvingen, in het licht.Werken: o.m. Selico (1794); Claudine (1798); Willem en Klaartje of de voorbeeldige Pastoor (1806); Reize door Frankrijk in Brieven (3 dln. 1806); Parijs in den Aanvang der negentiende Eeuw (3 dln. 1805); Aanteekeningen op een Togtje door een Gedeelte van Engeland in 1823 (1827). (Met R. van Eynden:) Gesch. der vaderlandsche Schilderkunst sedert de Helft der achttiende Eeuw (4 dln. 1840). Lit.: o.m. Frederiks en Van den Branden, Biogr. Wbk. der N. en Z. Ned. Letterk. (tweede druk, z.j.); R.

Zuidema, in Nieuw Ned. biogr. Wbk. (X).

< >