Syrische godheid (Thammuz). In de Gr. rayth. de personificatie van de mannelijke schoonheid of van het snel opbloeiend en snel verwelkend leven der natuur.
Aphrodite, aangelokt door de schoonheid van A., volgt hem op de jacht. Een everzwijn, door Ares gezonden, doodt A. Zeus verandert A. in een anemoon. Deze mythe is van betrekkelijk jongen datum, maar de Adoniscultus is ouder, en komt voor in Syrië en Zuid-Klein-Azië, spoedig ook in Griekenland, waar zijn feesten in den midzomer met doodenklachten van vrouwen, ook met zedelooze practijken gevierd werden. Van vegetatiegod werd hij heros van den bloeitijd. Vgl. 3 Reg. 1; Vergilius’ Bucolica X, 18 ; Ovidius’ Metam.
X, 726. In verband met Oostersche afkomst wordt etymologie gezocht bij het Hebr. adon = heer, doch dit is onzeker.Voorstelling in de kunst.
De voornaamste voorstelling bevindt zich op een Rom. sarcophaag in het Louvre te Parijs. Hierop wordt de legende in 3 episodes uitgebeeld: Een jongeling komt Aphrodite en A. bericht geven over de verwoestingen door het everzwijn aangericht; A. valt onder het everzwijn; afscheid van Aphrodite en A. Afzonderlijke voorstellingen op Etruscische spiegels, vazen en als fresco’s. A. is thans (spot-)naam voor een schoonen jongen man; ook voor een, die daar overdreven moeite voor doet.
Knipping.