een geestelijke, meestal naburig bisschop, die om bijzondere, zwaarwichtige redenen tijdelijk of voor immer door den paus met het bestuur van een canoniek opgericht bisdom wordt belast, zonder dien zetel als titel te verkrijgen. Een a. a. kan worden aangesteld zoowel Rede p l e n a, als de bisschop niet meer in staat is zijn ambt uit te oefenen, bijv. wegens ouderdom, verbanning door de regeering, alsook sede vacante, bijv. als wegens bijz. omstandigheden een langdurig openstaan van den zetel te voorzien valt.
Mgr. Zwijsen was als aartsbisschop van Utrecht tevens a. a. van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Zie ook Grave, Megen, Ravenstein. (Vgl. C. I. C. can. 312—318).L i t.: Dict. de droit canonique (fase. 1, 1924, 181—191); Hofmeister, in Arch. f. kath. Kirchenrecht (jg. 110, 1931, 337—392).
W. Mulder.