1° b l o e d v a t e n, die dienen om het bloed door het lichaam rond te voeren. Onder a. worden die vaten verstaan, die het bloed naar het hart terugvoeren in tegenstelling met slagaders, die het bloed van het hart wegvoeren.
Van slagaders onderscheiden zich de a. verder, doordat deze een dunnen en zeer rekbaren wand bezitten en niet kloppen. Het bloed stroomt in de a. zeer langzaam en wordt door vliezige halfmaanvormige kleppen verhinderd in verkeerde richting te stroomen. Terwijl slagaders meestal diep in het weefsel liggen ingezonken, kan men a. dikwijls als blauwe strepen onder de huid zien verloopen. zie Bloedsomloop.2° A. worden ook dechitineuze l ij s t e n in de vleugels bij insecten genoemd, die dienen voor de stevigheid, vooral bij het uitspreiden der vleugels en verder voor opname van bloedvloeistof, voor zenuwen en tracheeën. Zij hebben een regelmatig verloop en kunnen in een aantal hoofdstammen, die van den wortel van den vleugel uitgaan, worden onderscheiden. Van den voorrand naar den achterrand komen de volgende hoofdstammen voor: costa, subcosta, radius, mediana, cubitus en anaalader.
Willems.