Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Adam Gottlob Öhlenschlager

betekenis & definitie

Deensch dichter, leidende persoonlijkheid van de Romantiek, later van de neo-Klassiek. * 14 Nov. 1779 te Vesterbro, ♱ 20 Jan. 1850 te Kopenhagen. Ö., na onrustige jeugd ten slotte jurist geworden en zeer belezen in de Oud-IJslandsche sagaliteratuur, kwam onder Steffens’ invloed tot de poëzie; zijn gedicht Culdhornene washetteeken van de overwinning der nationale Romantiek in Denemarken (Digte, 1803). Een vijfjarige reis in Duitschland, Zwitserland, Frankrijk en Italië kalmeerde de romantische koorts in hem: hij ontdekte de rust der Antieke tragedie, werd in 1810 prof. in de aesthetica te Kopenhagen en schreef zijn neo-Klassieke drama’s.

Hoogtepunten in zijn leven waren : zijn bekroning als dichter door Es. Tegner (1829) en zijn nationale huldiging (1849). Ö. beschouwde zichzelf allereerst als tooneeldichter, hoewel zijn tegenstanders hem veeleer in lyriek en epiek eenige beteekenis toekenden.

Er zijn inderdaad onder zijn werk eenige krachtige, edele drama’s. In zijn Axel og Valborg (1810), een dramatiseering van het motief der Twee koningskinderen, wordt de Kath.

Kerk in een ongunstig licht gesteld, terwijl het voor zijn beste gehouden Ilakon Jarl (1807) den strijd schildert tusschen heidendom en Christendom. In het epische is ö. van een stralende zuiverheid: zijn idylle Den lille Ilyrdedreng (1818), de balladencyclussen Nordens Guder (1819), en Regnar Lodbrog (1849); de epische gedichten met oud-Noorsche stof Helge (1814), Hrolf Krake (1828) en örvarodd (1841) maakten hem tot den onbetwist grootsten dichter van Denemarken in de 19e eeuw.

Na hem begint in de Deensche poëzie een zuiver-aesthetische beschouwing van het litteraire door te dringen.Uitg. : Poetiske Skrifter, d. F. L. Liebenberg (32 dln. 1857-’60) ; Udvalg d. H. Topsöe-Jensen (5 dln. 1926 vlg.).

Lit. : Erindringer (Autobiogr., 4 dln. 1850 vlg.); Arentzen, Baggesen og O. (1870 vlg.); V. Andersen, A. O. et Livs Poesi (3 dln. 1899 vlg.); V. Madsen, A. O. (1929). Baur.

< >