Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Abdoel Aziz

betekenis & definitie

1° sultan van Turk ij e, zoon van Mahmoed II. * 1830, +1876. Volgde zijn broeder Abdoel Medsjid op in 1861.

Bijgestaan door vrijzinnige raadgevers kon hij bij gebrek aan wilskracht zijn hervormingen niet doorvoeren. A. scheidde de Bulgaarsche Kerk van de Gr. af (1870). De staatsfinanciën kwamen onder hem in een zóó bedenkelijken toestand, dat in 1875 de staat bankroet verklaard werd, waarna de Ottomaansche bank de leiding overnam. Door een opstand gedwongen af te treden, werd A. enkele dagen daarop vermoord. V. Houtte.

2° Sultan van Marokko, * 1881 als zoon van sultan Moelai-Hassan, dien hij in 1894 opvolgde, onder voogdij tot 1901. Hij wilde een belastinghervorming doorzetten, doch een opstand brak uit (1907) en de sultan werd voor afgezet verklaard in Jan. 1908. In Augustus van dit jaar poogde hij het bewind te herwinnen, maar het gelukte hem niet en hij trok zich terug te Tanger. Onder zijn regeering greep de conferentie van Algeciras plaats, en bezetten de Fr. een deel van het land.

L i t.: Veyre, Dans l’intimité du sultan (Parijs 1908).

V. Houtte.

< >