Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-04-2018

Aat

betekenis & definitie

(= Ath), Belg. stad in de prov. Henegouwen, ten O. van Doornik; 10606 inw., opp. 1553 ha.

Vlakke streek; klei, kalk en mergel. Landbouw; textielnijverheid: wol, linnen, katoen, zijde, kousen; kantwerk; meubelmakerijen; metaalnijverheid; leerlooierij; brouwerijen; stokerijen; tabak. Wester- en Ooster-Dender; kanaal van Blaton naar Aat. St. Juliaankerk, gesticht in 1393, meermalen vernield en herbouwd; stadhuis van 1616, ruïne van het kasteel van Burbant, uit de 12e eeuw. Groote processie (13e eeuw) op den vierden Zondag van Aug. Bewogen gesch. (Vrede van Aat, 1357). V. Asbroeck.

< >