Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-04-2018

Aaskevers.

betekenis & definitie

Tot de a. behooren een groot aantal (460) soorten. Zij bezitten een weinig gewelfd lichaam; knotsvormige sprieten met elf leden; de schilden bedekken slechts gedeeltelijk het achterlijf.

Meest nachtdieren, die evenals hun larven bijna uitsluitend van aas leven. Van verre worden doode dieren (vogels, muizen enz.) waargenomen. Gezamenlijk wordt onder het lijk een kuil gegraven en hierin het cadaver gelegd. Nadat de eieren zijn afgezet, wordt de kuil toegedekt. Nuttig zijn de a. door het opruimen van rottende stoffen.De a. vorm en de fam. der S ilph idae ( Gr ieksch s i l ph è = een stinkend insect), orde der kevers (Coleoptera). Bekende geslachten zijn de doodgraver (Necrophortis) en de aaskever (Silpha) met verschillende soorten.

< >