of Kaapsch varken, Oryctcropus ( Grieksch oruktès .= graver, en pous = voet), komt alleen voor in Afr. ten Z. van de Sahara. Zeer behendig weet het dier zich in korten tijd in den bodem in te graven, hiertoe in staat gesteld door sterk ontwikkelde graafklauwen.
Het leeft van insecten, vooral mieren en termieten. Om deze te bemachtigen worden mieren- of termietennesten ondergraven en wordt de lange, worm vormige en kleverige tong in een der hoofdgangen gelegd. Wanneer een aantal mieren of termieten zijn vastgekleefd, wordt de tong ingetrokken en de buit ingeslikt. In lichaamsvorm komt het a. eenigszins overeen met het varken; de kop draagt een langen, rolronden snuit en groote ooren; de huid is dun behaard, het gebit sterk gereduceerd. Het a. behoort tot de fam. der Orycteropidae, orde der Tubulidentata, en telt twee soorten: het Kaapsche en Ethiopische a. Willems.