in staten levende hommels ; zwart van kleur, met twee gele banden aan het achterlijf en sneeuwwitte punt aan het achtereinde. Algemeen verbreid.
Het nest wordt in den bodem, vooral oude muizen- en mollengangen, aangelegd. Voor nestbouw wordt allerlei materiaal (stroo, bladeren, wortels, kersepitten enz.) gebruikt. Tegen den winter sterft de geheele staat uit ; slechts enkele koninginnen blijven over, die ieder voor zich een nieuwen staat vormen.De a. behoort tot de farn. der hommels (Rombinae), ( Gr. bombos = lage toon), orde der vliesvleugeligen (Hymenoptera), klasse der insecten.