klimatologische en meteorologische. Klimatologische a. of zônen zijn de Noordelijke koude en gematigde, de warme, de Zuidelijke gematigde en koude luchtstreken.
De jaarisothermen van 0°C en 20° C zijn de wezenlijke grenslijnen. De pool- en keerkringen worden gemeenlijk als grenslijnen aangenomen, omdat zij vrijwel met de genoemde isothermen overeenkomen. Beschouwt men de gemiddelde verdeeling der luchttemperatuur en die van den neerslag, dan vindt men klimaatgebieden, welke alle niet meer complete a. zijn. Meteorologische a. De alg. circulatie van den dampkring verdeelt de aardoppervlakte in windgordels en veroorzaakt overeenkomende luchtdruk-, wolken- en neerslaggordels. De meteorologische a. zijn elf in getal: 1° een aequatoriale gordel van lichte, veranderlijke, convergeerende winden, lagen druk, zware bewolking en overvloedigen regen; 2° en 3° twee subtropicale gordels van lichte, veranderlijke, divergoeremle winden, hoogen druk, onbewolkten hemel, resp. op 35° N. en 35° Z.; 4° en 5° twee polaire gordels van krachtige, convergeerende winden, lagen druk, zware bewolking en veel neerslag, resp. op 60c N. en 60c Z.; 6C en 7° twee passatengordels: de N.O.-passaten tusschen 35° N. en den evenaar en de Z.O.-passaten tusschen 35° Z. en den evenaar; 8° en 9° twee gordels van Westelijke winden: de Z.W.winden tusschen 35° en 60° N. en de N.W.-winden tusschen 35° en 60° Z.; 10° en 11° twee poolkappen van Oostelijke winden: de N.O.-winden van de Noordpool tot 60° N. en de Z.O.-winden van de Zuidpool tot 60° Z. De meteorologische a. komen wezenlijk ten uiterste gewijzigd op de aardoppervlakte voor, vooral in de koude en gematigde luchtstreken en in het algemeen op de vastelanden.L i t.: over k l i m a t. a. : A. Supan, Grundzttge der physischen Erdkunde (Leipzig 1881); W. Köppen, Klimate der Erde (Berlijn 1923). — Over m e t e o r. a.: V. Bjerknes, On th6 dynamies of the circular vortex (ChrisUania 1921).
V. d. Broeck.