Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

ZWEDEN

betekenis & definitie

koninkrijk in Noord-Europa, telt 7 millioen inwoners v.w. 92 pct. Luthers, bijna o, 3 pct.

Kath. en 7,7 pct. andersdenkenden. Volgens de grondwet moet de koning lid zijn van de Lutherse Kerk.

Het Christendom werd voor het eerst in Zweden gebracht ca. 830 vanuit Frankrijk door de H. Ansgar, die aartsbisschop van Hamburg werd.

Het kreeg er pas vaste voet na 1008 (in welk jaar koning Olaf gedoopt werd) door toedoen van Engelse missionarissen en de volledige kerstening van het land geschiedde onder koning ErikIX.de heilige (11501160). In 1164 kreeg Zweden zijn eigen hiërarchie: het aartsbisdom Upsala met 6 suffragaanbisdommen, Van deze tijd tot aan de Reformatie bloeide het godsdienstig en kerkelijk leven en vormde Zweden, met geheel Scandinavië, een organisch deel van het christelijke Europa.

Bijna alle grote kloosterorden waren in Zweden door stichtingen vertegenwoordigd. De H.

Birgitta (ca. 1303-1373), merkwaardige figuur met veel invloed in geheel de Christenheid, stichtte bovendien te Vadstena een eigen orde, de Orde van de H. Zaligmaker (Birgittijnen).De Reformatie had in Zweden niet de vorm van een volksbeweging; zij werd van boven af ingevoerd, en wel door koning Gustaaf Wasa (1523—1560); o.a. met behulp van een persoonlijke leerling van Luther, Olaus Petri. Op de rijksdag van Vesteras in 1527 kwam de definitieve breuk met Rome tot stand; het Lutheranisme werd staatsgodsdienst: de kerkelijke goederen werden geseculariseerd. De kleinzoon van Gustaaf Wasa, Gustaaf II Adolf (1611—1632) trad in de Dertigjarige Oorlog op ter bescherming van het Protestantisme in Duitsland.

Van 1604-1781 was het Katholicisme strikt verboden. In het laatstgenoemde jaar stond een tolerantie-edict aan buitenlanders toe, hun eigen godsdienst openlijk uit te oefenen. Twee jaar daarna werd het apostolisch vicariaat Zweden opgericht, maar het duurde tot 1837, voordat de eerste katholieke kerk sinds de Reformatie werd ingewijd (in Stockholm). Een verdere stap naar meer godsdienstvrijheid was de afschaffing (in 1860) van de strenge straffen die voor de Zweedse burgers zelf stonden op het uittreden uit de staatskerk en dus ook op de overgang naar het Katholicisme. Tenslotte werd op 1 Jan. 1952 een nieu%ve wet op de godsdienstvrijheid van kracht, waardoor de Zweedse Kerk ophield staatskerk te zijn. Men behoeft thans geen lid meer te zijn van de Zweedse Kerk om openbare ambten te kunnen bekleden; het oprichten van kloosters is na goedkeuring van regering en rijksdag — toegelaten, en katholieke priesters kunnen huwelijken inzegenen die ook voor de wet geldig zijn.

Verscheidene beperkingen blijven evenwel bestaan: in de staatsscholen blijft het lutherse godsdienstonderwijs voor iedereen verplicht; al degenen die niet tot de Zweedse Kerk behoren, moeten niettemin een bepaald percentage van de aan de Lutheranen opgelegde kerkbelasting betalen en van verschillende ambten worden de Katholieken nog uitgesloten. Bovendien gebeurt het verzorgen van de registers van de burgerlijke stand uitsluitend door de lutherse predikanten.

In 1953 werd het apostolisch vicariaat Zweden verheven tot het bisdom Stockholm met mgr.

J.E. Müller, uit Beieren, sinds 1922 apostolisch vicaris, als eerste bisschop. Er zijn thans 18 000 Katholieken, onder wie slechts 6000 Zweden; de rest bestaat uit immigranten, vnl. Duitsers en vluchtelingen uit Polen en Litauen. Zeer moeilijk is het voor deze gelovigen hun overtuiging te beleven en te behouden, temeer daar zij in zeer kleine groepen wonen, geïsoleerd van de anderen. In totaal heeft Zweden 37 kerken of kapellen, waarvan er 18 als vaste parochie dienst doen. De grootste concentratie hiervan ligt rond Stockholm (5000 Katholieken); enkele kerken staan in het Zuiden, vnl. rond Malmö en Göteborg (resp. 1700 en 1000 Kath.); in het Noorden is er geen. Er zijn 58 priesters in de zielzorg werkzaam, onder wie slechts 6 Zweden. Zij worden bijgestaan door 150 zusters. Het onderwijs vormt een groot probleem: er zijn slechts enkele katholieke scholen, mede doordat de finantiële middelen ontoereikend zijn. Het aantal bekeerlingen bedraagt per jaar ca. 40.

De lutherse ZWEEDSE KERK (Svenska Kyrkan), tot 1952 de alleen bevoorrechte staatskerk, heeft uiterlijk in liturgie en kerkinrichting zeer veel van de Katholieke Kerk behouden. Zij houdt ook vast aan de historische apostolische successie. Aan het hoofd staat de aartsbisschop van Upsala en er zijn verder 12 bisdommen, 108 proosdijen en 2500 gemeenten. De kerkelijke wetgeving wordt uitgeoefend door de koning, de ministerraad en het parlement in samenwerking met de landssynode, bestaande uit geestelijken en leken. In de oecumenische beweging neemt de Zweedse Kerk een vooraanstaande plaats in. Van de 7 millioen Zweden staan er 6 440 000 ingeschreven als lid van de Zweedse Kerk.

Onverschilligheid en sterk op genotzucht ingestelde levenswijze hebben echter een sfeer geschapen, waarin de godsdienst weinig betekenis meer heeft: in Stockholm bezoekt 1 op de 1000 mensen regelmatig de godsdienstige bijeenkomsten; in het hele land zijn het er 2 op de 100. Toch hebben slechts weinigen gebruik gemaakt van de hun in 1952 geboden vrijheid om uit de Kerk te treden.

De protestantse zgn. Vrije Kerken hebben zich sedert 1952 aaneengesloten tot een Federatie van Vrije Kerken, welke ca. 3 pct. der bevolking omvat. De grootste groepering onder hen vormt de Zweedse Zendingsbond; verder behoren er Baptisten en Methodisten toe. P. M.

< >