Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

VROUW, De

betekenis & definitie

vormt met de man het menselijk geslacht. Hoewel het O.T. een uitgesproken mannenmaatschappij was en dan nog wel van oosterse makelij, zodat de man echt over de vrouw „heerste", stak toch de positie van de vrouw in Israël nog gunstig af bij die welke zij zich bij andere volken zag toegewezen.

Dat men zich in Israël inderdaad bezonnen heeft op het probleem der differentiatie in de sekse en op de positie van de vrouw, blijkt uit de eerste hoofdstukken van Genesis. Gen. 1 : 26-27 met zijn „mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” voert de differentiatie terug op goddelijke ordening en insinueert daarmede de gelijkheid van man en vrouw.

Gen. 2 : 18—24 gaat een stap verder: de schepping van de eerste vrouw uit het lichaam van de eerste man leert ons dat de sexuele aantrekkingskracht tussen man en vrouw teruggaat op goddelijke ordening, maar zegt ons bovendien, dat de man in de vrouw „nu eindelijk zijn gelijke” heeft gevonden. Moet de man volgens Gods opdracht over de dieren „heersen”, aan zijn vrouw moet hij zich „hechten”.

Het is het eerste verbond , dat de Bijbel ons verhaalt, de eerste persoonsontmoeting in liefde. Man en vrouw stonden in den beginne als gelijk en gelijkwaardig ten opzichte van elkaar.

Eerst na de zondeval richt zich de vloek Gods tot de vrouw met de woorden: „Gij zult naar uw man verlangen, en hij zal over u heersen.” (Gen. 3 : 16.) Hoe die vloek doorwerkte toont de geschiedenis van de positie der vrouw zowel in als buiten Israël. Christus heeft ook de vrouw verlost en het heersen van de man weer in een aanhangen hersteld.

In de voetstappen van zijn Meester tredend, die nooit de vrouw als de mindere van de man beschouwde, heeft ten slotte Paulus de gelijkheid duidelijk uitgesproken: „Kinderen van God zijt gij allen door het geloof in Christus Jesus; allen hebt gij u met Christus bekleed, omdat gij allen gedoopt zijt tot de gemeenschap met Christus. Thans is er geen Jood meer of heiden, geen slaaf en geen vrije, geen man en geen vrouw.

Want allen zijt gij één in Christus Jesus” (Gal. 3 : 25—28).

Wel weest Paulus, dat bepaalde maatschappelijke verhoudingen niet met één handomdraai zijn te veranderen, en zo eist hij van de vrouwen, dat zij in de bijeenkomst zullen zwijgen, dat zij een sluier zullen dragen, enz. (1 Kor. ii : 2-16; 14 : 33-36; 1 Tim. 2 : 11-15), maar principieel leert hij de gelijkheid van man en vrouw voor God.

Het ideaal zal bereikt worden als man en vrouw elkaar ontmoeten als persoon, dus in de sfeer van de liefde en niet in die van het recht. In de sfeer van het recht kan er onderschikking zijn, omdat God krachtens vrije uitverkiezing een bepaalde roeping aan de man kan hebben gereserveerd (bijv. de priesterlijke functie), maar in de sfeer van de liefde is er gelijkheid (zie Man en vrouw), j. v.

D.

< >