republiek in Midden-Europa, telt ca. 12,5 millioen inwoners (67 pct. Tsjechen, 23,7 pct.
Slowaken, verder Duitsers enHongaren), van wie 69 pct. Kath., 16 pct.
Prot. en 15 pct. andersdenkenden. De huidige staat omvat de gebieden Bohemen (met een klein stukje van Silezië), Moravië en Slowakije.
Moravië en Slowakije werden in de 9de eeuw voor het Christendom gewonnen door de H.H. Cyrillus en Methodius, die door de Byzantijnse keizer Michael III in 863 waren gezonden.
Zij voerden de Slavische taal in de liturgie in. Methodius werd er aartsbisschop.
Slowakije kwam spoedig daarna onder Hongarije en Moravië werd later bij het koninkrijk Bohemen ingelijfd. Bohemen werd zowel van Moravië als van het Westen (Beieren) uit gekerstend.
Onder koning Wenceslaus I de Heilige (928-955) won de westerse invloed het van de Byzantijnse.Het in 973 gestichte bisdom. Praag ressorteerde tot 1344 onder het aartsbisdom Mainz.
In het begin van de 15de eeuw leidde in Bohemen het optreden van Johannes Hus tot de Hussietenoorlogen. Zij veroorzaakten een grote afval van de Katholieke Kerk, welke — voorzover het Bohemen betreft nagenoeg voltooid werd tijdens de Reformatie. In Moravië hield de Kerk beter stand, terwijl Slowakije in hoofdzaak trouw bleef aan het katholieke geloof. Onder leiding van de Habsburgers herwon de Contrareformatie veel terrein, maar toch bleef speciaal in Bohemen het nationale gevoel een sterke anti-katholieke inslag behouden. In 1918 werden Bohemen en Moravië na het uiteenvallen van de Donaumonarchie met Slowakije tot één staat verenigd. In 1920 vormde zich een Tsjechische Nationale Kerk, die het primaat van de paus niet erkent, en het Tsjechisch als liturgische taal gebruikt; zij telt thans ca. 1 millioen leden.
Sinds de communistische revolutie van 25 Febr. 1948 staat de Katholieke Kerk onder zware druk. De regering tracht het kerkelijk leven en het kerkelijk bestuur geheel onder haar controle te brengen door middel van haar ,, Staatsbureau voor kerkelijke aangelegenheden”. Er zijn thans geen bisschoppen meer, die hun gezag in onafhankelijkheid van de regering kunnen uitoefenen. Er werden twee regeringsseminaries geopend. Vele priesters werden gevangen gezet, onder wie 10 bisschoppen, resp. vicarissen capitulares. De aartsbisschop van Praag en primaat van Tsjechoslowakije mgr.
J. Beran onderging in 1951 hetzelfde lot. Alle kloosterlingen werden uit hun klooster gezet en vaak gedeporteerd. Vóór Wereldoorlog II waren er in Slowakije ca. 600 000 geünieerden van de Roetheense ritus met de bisdommen Presov (Priasjew) en Moenkatsjewo (zie kaart Oosterse Kerken (Verspreiding)). Het laatste bisdom behoort sinds 1945 bij de Sowjet-Unie. Voor beide bisdommen werd de hereniging met Rome nietig verklaard; ze werden onder jurisdictie van de patriarch van Moskou geplaatst.
De protestantse Kerk leed in 1945 door de massale verdrijving der Duits sprekende bevolking een gevoelig verlies. Er bestaan thans behalve de Tsjechische Nationale Kerk (zie boven) de Lutherse Kerk in Slowakije (430 000 lidmaten), de Tsjechisch Evangelische Broederkerk (300 000) en de Hervormde Kerk in Slowakije (150 000). p. M.