Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

TRANSCENDENT

betekenis & definitie

(letterlijk: overstijgend, uitgaand boven) wordt heel in het algemeen gebruikt om datgene aan te duiden wat een bepaald gebied (een bepaalde ordej te boven gaat, er onafhankelijk van is of er althans niet geheel door wordt verklaard. Terwijl het in de Scholastiek gebruikt wordt om de begrippen aan te duiden die de verschillende categorieën (of grondklassen) te boven gaan (tegenwoordig noemt men zijnde, een, waar, goed enz. transcendentale begrippen), staat transcendent in het moderne taalgebruik tegenover immanent.

Kentheoretisch kan het dan betekenen: a) het object voorzover het niet als een constituerend element van het subject wordt opgevat maar onafhankelijk van de kennis een zijn heeft, b) Het object inzover het de zintuigelijke ervaring (de verschijning) te boven gaat. c) Datgene wat principieel alle mogelijke ervaring (hoewel niet alle kennis) te boven gaat. d) Datgene wat principieel alle mogelijke kennis te boven gaat, het onkenbare; vgl. agnosticisme.In ontologische zin betekent transcendent: a) Datgene wat een telkens vooronderstelde sfeer (of orde) te boven gaat: het levende t.o.v. het stoffelijke, het geestelijke t.o.v. het lichamelijke, b) Vooral: datgene wat de „wereld” in haar geheel, ja zelfs wat alle eindige zijnden volstrekt te boven gaat.

In dit laatste geval wordt transcendent de aanduiding van God, inzoverre Hij op geen enkele wijze afhankelijk is van zijn schepping. Aangezien niets in het schepsel aan de schepping wordt voorondersteld (geen oer-stof die onafhankelijk van God reëel ware, maar ook niet een ideële aantrekking van de goedheid of volkomenheid der schepselen als een motief of doel buiten God), kan niets in het schepsel Gods scheppingsactiviteit verklaren. Daarom sluit de transcendentie van God zijn Vrijheid in t.o.v. het geschapene, ja zelfs t.o.v. het scheppen. Maar ook de zo strikt mogelijk opgevatte transcendentie van God sluit zijn immanentie in de schepselen niet uit, ze sluit haar juist in. Alles immers in het geschapene is volkomen afhankelijk van God als de vrije oorzaak, en dus is het geschapene in al wat het is, kan, doet, een openbaring van de Macht, Wijsheid, Goedheid van de Transcendente. Men kan zeggen: hoe meer transcendent een oorzaak is, des te meer is ze ook immanent.

Transcenderen wordt in het hedendaagse denken voornamelijk in twee zinnen gebezigd die zeer goed van elkaar moeten worden onderscheiden:

1.Iets transcenderen: iets overstijgen, hoger zijn dan; in een zekere mate onafhankelijk zijn van; iets omvatten zoals het begrondende (of de oorzaak) het begronde (of het gevolg) omvat. Datgene wat transcendeert, is het transcendente; wat getranscendeerd wordt, meestal het immanente. In deze zin transcendeert God al het geschapene.
2.Naar iets heen transcenderen: van zichzelf uit boven zichzelf uitgaan naar iets anders, wezenlijk op iets anders(meestal: iets omvattends) gericht zijn. Dit transcenderen-naar kan aan het subject immanent zijn, tot zijn structuur behoren. In deze zin is transcenderen een wezenstrek van het menselijke zijn: de mens transcendeert naar de wereld, naar de mede-mens, naar het „zijn”, naar God. Datgene waarnaar men transcendeert, kan het transcendente genoemd worden, inzover het als conditie van de transcenderende heenbeweging voorafbestaat. Alleen wanneer datgene waarnaar men transcendeert, volkomen onafhankelijk is van de transcenderende heenbeweging, zo zelfs dat ook deze heenbeweging naar het transcendente door dit transcendente zelf veroorzaakt wordt, kan men het in volle en strikte zin transcendent noemen. j. p.

< >