Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

TONSUUR

betekenis & definitie

Onder invloed van I Kor. 11 : 14 vooral was het bij de Christenen de gewoonte dat de mannen kort haar droegen. In het bijzonder gold dit voor de meer aan God toegewijden: geestelijken en religieuzen.

Uit godsdienstige motieven bracht men het haar ten offer aan God, om uit te drukken dat men Hem geheel wilde toebehoren. Later werd het de gewoonte om het hele hoofd kaal te scheren op een kleine cirkel na, die in de middeleeuwen in verband werd gebracht met de doornenkroon.

Door het kaalscheren werd men in de geestelijke stand opgenomen en verklaarde men God tot zijn erfdeel (Gr.: klèros) uit te kiezen (zie Clerus). In de geschiedenis kent men verschillende kruinscheringen.

De kruinschering wordt verricht door de bisschop. Men noemt dat: de tonsuur toedienen resp. ontvangen.

De plechtigheid bestaat uit de volgende delen: aansporing tot gebed, 2 psalmen met antiphoon (Ps. 15 en Ps. 23). Dan volgt de eigenlijke tonsuur: de bisschop knipt een lok uit het hoofdhaar terwijl degene die de tonsuur ontvangt zegt: De Heer is mijn erfdeel.

Na een gebed volgt de overreiking van het geestelijk kleed, waarmee de tonsuur altijd verbonden is. Alleen enkele oudere orden dragen tegenwoordig nog de volledige tonsuur: Benedictijnen, Dominicanen, Minderbroeders enz.

Bij de andere geestelijken wordt slechts het haar op de kruin weggeschoren. L.

B.

< >