een der vier cardinale deugden, ordent het affectieve begeren tot een ,,midden” tussen slapte en onbeteugelde vermetelheid. De mens schrikt uiteraard terug voor moeite, lijden en dood.
De dapperheid voorkomt dat gerechtvaardigde vrees leidt tot lafheid, terwijl zij tegelijkertijd de rechtmatige toorn in zich opneemt. De Schrift looft bovenal het dapper ,,volhouden tot het einde” (zie Geduld).De sterkte wordt slechts tot deugd, wanneer zij vanuit de rechtvaardigheid en bovenal van uit de liefde haar doel ontvangt: zij is sterkte in dienst van het Rijk Gods. Het martelaarschap is daarom haar hoogtepunt, terwijl bijv. ook de sterkte in de strijd een deugd kan zijn (zie Vaderlandsliefde). Eveneens veronderstelt zij voorzichtigheid (prudentie) om de wapenen te kiezen, welke aan elk terrein aangepast zijn en om de situatie juist te schatten. Anderzijds vereist een volledig functionneren van rechtvaardigheid, liefde en wijs beleid een innerlijke sterkte. De Geestesgave van de vreze des Heren geeft uiteindelijk aan de Christen de kracht om zijn eigen ,,ik” op te geven en zich te durven bergen in Gods genade en in het vertrouwen op Gods beloften (vgl. Matth. 10 : 28). Elke sterkte wordt christelijk gemeten aan de gelovige dienst van het Rijk. j. w.