is een gedachte, die men in primitieve en antieke religies veelvuldig ontmoet, zij ontspringt o.a. aan de idee, dat er een identiteit bestaat tussen het beeld en het afgebeelde. Zo werden de doden in Egypte de zgn. „oesjepti’s” meegegeven, d.w.z. mensvormige figuren, die in het hiernamaals de plaats van de dode konden innemen.
Een andere gedachte is die, waarbij één persoon de plaats bekleedt van het collectivum waartoe hij behoort. Dan kan de koning zich offeren voor zijn volk of de veldheer voor zijn leger.
Daar waar het gaat om lijden, komt de behoefte naar voren een dier de plaats te laten innemen van de mens, zoals bijv. in Gen. 22 een ram in de plaats komt van Isaak, die eigenlijk geofferd had moeten worden. In de christelijke dogmatiek wordt gehandeld over de plaatsbekleder van Christus, die volbrengt wat anderen niet kunnen.
Christus draagt aan het kruis plaatsbekledend de straf voor de zonden als een „losprijs voor velen” (vgl. Is. 53 : 7 en 8).
Zijn gebed is het roepen van alle vlees. De prediking van Paulus veronderstelt de verlossende en tegelijk plaatsvervangende zin van Christus’ lijden en sterven, zowel in zijn brieven als in de berichten van het boek der Handelingen, zie Adam (over „corporatieve persoonlijkheid”).M.A.B.