heette de bergrug met verscheidene toppen ten Oosten van Jerusalem, over de Kedron, waar Bethphage, Bethanië en de Hof van Gethsemani lagen. Op deze berg, die enkele malen in het O.T. genoemd wordt (2 Sam. 25 : 30, 32; Zach. 14 :4), vertoefde Jesus meer dan eens met zijn leerlingen, o.a. na het Laatste Avondmaal (Matth. 26 : 30) en voorzegde Hij de ondergang van Jerusalem (Matth. 24 : 25).
Hij is echter vooral bekend als de plaats van Jesus’ doodsstrijd (Gethsemani), gevangenneming en hemelvaart (Hand. 1 : 12). Aan dit alles wordt men door verschillende benamingen (een ca. 800 m hoge top heet „Hemelvaartsberg”) en ook anderszins nog heden ten dage herinnerd.
Aan de Noordzijde bevindt zich thans de Hebreeuwse universiteit. G. s.