(Lat., getallen; de Hebr. naam is: bammidbar, in de woestijn) is het vierde boek van de Pentateuch . Het boek bevat zowel wetten als verhalen over de gebeurtenissen tijdens de tocht van de Sinaï naar Kanaän. Het bestaat uit vier delen: het oponthoud in de woestijn van Sinaï (1-10), de gebeurtenissen tussen de Sinaï en Kadesj (11-19), tussen Kadesj en het Over-Jordaanse (20-25), in de steppe van Moab (26—36).
Bekende verhalen uit Numeri zijn die van de kwartels (12), van de jaloezie van Mirjam en Aaron (13-14) en de geschiedenis van Balaam (22-24). Numeri moet beschouwd worden als een zelfstandig boek, niet als een voortzetting van Exodus-Leviticus; het bevat stof, die gedeeltelijk parallel loopt met deze boeken.
De literaire critiek eeft gemeend het boek te kunnen zien als een compilatie van de bronnen J. E. en P. (zie Pentateuch); waarschijnlijker is echter, dat het onafhankelijk tradities rondom een heiligdom bewaard heeft en na de centralisatie van de cultus in Jerusalem aldaar opgenomen is in de verzameling der boeken, die aan Moses toegeschreven werden.
De oorsprong dier verhalen en wetten kan inderdaad ten dele in de Mosaïsche tijd liggen. M.
A. B.