is een term, die voor verschillende verschijnselen gebruikt wordt. Nietzsche, die het eerst sprak van ,,die Heraufkunft des europäischen Nihilismus” (in Der Wille zur Macht, 1887), bedoelt er mee, dat de Europese cultuur wordt uitgehold doordat de fundamentele waarden, ontleend aan Christendom en Antieke Wereld, niet meer worden geloofd, en er dus een geestelijk vacuum ontstaat, waarin brutale cultuurloosheid gaat heersen.
Spreekt men thans, midden in de 20ste eeuw, van nihilisme, dan bedoelt men voor een deel hetzelfde als Nietzsche, maar legt men ook andere accenten, nl. dat de mens wordt opgeslokt door machtige anonieme apparaten de techniek, de bureaucratie, de staat waardoor alle persoonlijk leven wordt vernietigd; dat de arbeid wordt uitgehold, waardoor aan de mens de persoonlijke verantwoordelijkheid wordt ontnomen; dat de gecompliceerdheid der problemen millioenen er toe brengt om zich te laten leven; dat bij de jonge generatie na Wereldoorlog II een stemming veld wint van: wij zijn bedrogen, of bestolen, het heeft alles geen zin meer. Dus: het verzinken in een apathische onverschilligheid, het weigeren (maar gewoonlijk energieloos) van verantwoordelijkheid, van persoonlijkheid, het bereikt hebben van een nulpunt in het geestesleven, het ontbreken van een positieve verhouding tegenover medemensen, ook de naasten (ouders, broers, zusters, kameraden op het werk en in de fabriek), tegenover organisatieleven, tegenover de maatschappij als geheel, en uiteraard tegenover de Kerk.
Men zoekt een uitweg in verstrooiing, vermaak, Ersatz. De hier gegeven kenmerken zijn uiteraard „ideaaltypisch”; volledige nihilisten komt men weinig tegen.
De tendenzen naar nihilisme zijn politiek, sociaal en geestelijk, en doen zich in verschillende kringen der maatschappij voor, óók onder intellectuelen. Op de bodem leeft gewoonlijk een onbewuste angst voor de onbekende toekomst.
Uit de gegeven omschrijving is duidelijk, dat de taak voor de Christen zowel op het terrein van de zielzorg als op dat van concrete arbeid op sociaal en politiek terrein ligt. Eerst wanneer de angst namelijk overwonnen wordt, vindt de sociaal-paedagogische en vormingsarbeid een bodem, waarin levenswaarden kunnen wortelen. w.
B.