Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

NATUURWET

betekenis & definitie

heeft een dubbele betekenis. In natuurwetenschappelijke zin is zij een zintuiglijk waarneembare regelmaat van werken der stoffelijke dingen.

Ethisch gesproken is zij de natuurlijke zedenwet. Als zodanig is zij door God neergelegd in de natuur van de mens, die uiteraard bepaalde zedelijke eisen met zich brengt.

Zij kan daarom door louter natuurlijke verstandskennis achterhaald worden. Daarom staat zij enerzijds tegenover de positief goddelijke wet, die slechts door goddelijke openbaring te kennen is, en anderzijds tegenover positieve menselijke wetten.

Het bestaan van deze natuurwet vindt men aangeduid in St. Paulus' woord: „Wanneer de heidenen, die de Wet niet bezitten, natuurlijkerwijze de voorschriften der Wet onderhouden, dan zijn ze zonder de Wet zichzelf tot wet.

Ze tonen dan, dat de voorschriften der Wet in hun hart staan geschreven, en hun geweten legt dezelfde getuigenis af. . .” (Rom. 2 : 14-15).Men spreekt van een natuurwettelijke eis bij iedere plicht die begrond ligt in de natuur van de mens en in de aard van de situatie waarin hij verkeert. Maar daar een concrete eis slechts geldt in de concrete, onherhaalbare situatie, heeft hij niet het karakter van een wet, doch is hij alleen de toepassing er van. Een wet is uiteraard algemeen. De mens kent echter het bijzondere in het licht van het algemene. Zo komt hij reeds op grond van het wezen van de mens en van zijn wezenlijke betrekkingen tot de kennis en formulering van algemene zedelijke eisen, die overal en altijd gelden omdat het wezen van de mens gelijk blijft, in welke situatie hij ook verkeert. Zodra hij tot het begrip van het goede komt, oordeelt hij spontaan dat hij het goede moet doen en het kwade moet laten.

Dit is de meest algemene natuurwet. Het feit dat hij wezenlijk schepsel is, fundeert de wet, dat hij zijn afhankelijkheid van God moet erkennen en beleven; zijn wezenlijk sociaal karakter de wet der rechtvaardigheid in haar verschillende vormen; de samengesteldheid van zijn wezen de wet dat hij door matigheid en sterkte moet zorgen voor de onderordening van zijn zinnelijk streven aan de rede. Tot de kennis van deze algemene wetten komt de mens onder de drang van zijn fundamentele natuurneigingen. Daarom zegt men dat de natuurwet hem in het hart geschreven staat. Door bijzondere gedragingen, -waartoe de mens zich uitgenodigd voelt, te beschouwen in het licht van deze algemene beginselen, komt men tot een verdere verbijzondering der natuurwet, bijv. ouders moeten zorgen voor hun kinderen, kinderen moeten hun ouders eren, men mag zijn evenmens niet doden, het geleende moet men teruggeven. Onder deze nader bepaalde wetten zijn er, die uitzonderingen kennen, omdat zij de natuurwettelijke eis niet volledig formuleren.

Zo de twee laatst genoemde. Een volledige formulering met vermelding der uitzonderingen zou echter, zo ze al mogelijk is, de regel haar leidinggevende kracht ontnemen. Ook zijn er formuleringen van wetten, die een bepaalde niet noodzakelijke situatie veronderstellen. Zo veronderstelt de wet dat men voor geleend geld geen rente mag vragen een bepaalde economische structuur. Dergelijke wetten gelden niet buiten de veronderstelde situatie. Hieruit blijkt reeds dat de algemene geldigheid van de natuurwet een veranderlijkheid van de concrete zedelijke eisen niet in de weg staat. De beginselen moeten op de concrete situatie worden toegepast en worden daar tot een telkens anders gespecialiseerde eis, waarin aan de algemene eis wordt voldaan.

Hoewel de natuurwettelijke eisen op zichzelf voor het natuurlijk verstand achterhaalbaar zijn, is voor de mens in zijn feitelijke gevallen staat toch de Openbaring moreel noodzakelijk om ze voldoende, met zekerheid en zonder bijmengsel van dwalingen te kennen. Op dezelfde wijze heeft hij ook Gods genade nodig om ze behoorlijk te volbrengen. De eerste beginselen en haar meest algemene toepassingen zijn wel zo toegankelijk, dat men daaromtrent niet of moeilijk zonder schuld kan dwalen. Maar het zedelijk slechte leven kan de kennis der natuurwet verregaand ondermijnen. A. v. R.

< >