is de vorm van de naam van een WestSemietische (vooral Kanaänietische en Phoenicische) afgod, zoals die via de Septuagint en Vulgaat is ingeburgerd. In de Hebreeuwse tekst van het O.T. luidt deze naam Molech (eigenlijk Molek).
Onzeker is de taalkundige afleiding van het woord, dat in het Hebreeuws ,,de koning” en in het Accadisch ,,de regent” of „vorst” betekent: Malik of Melek (eigenlijk Malkum), van welk woord de naam van de afgod (de „gruwel”) der Ammonieten zou zijn afgeleid: Milkom (vgl. 1 Kon. 11 : 5, 33; 2 Kon. 23 : 13). De Molochdienst wordt in het O.T. bij voorkeur in verband gebracht met een wijdingsrite, het „door het vuur doen gaan van de zonen of dochters”.
Dat hiermede de offerdood door verbranding zou zijn bedoeld, is niet overal even zeker. Stellig overdreven zijn de verhalen der klassieke schrijvers over mensen en vooral kinderen, die ter ere van deze afgod levend zouden zijn verbrand.
D.L.B.